zondag, september 25, 2011

VREEMDE WEZENS



Een bloemlezing uit Boek II van Der Naturen Bloeme - Jacob van Maerlant



Vreemde wezens

Sint Paulus was de eerste kluizenaar.
Hieronymus heeft uitgebreid beschreven
hoe Sint Antonius door woeste dreven
op pad ging naar de heremiet aldaar.

Hij zocht hem in zijn eenzaam leven op.
In ’t woud kwam hem een wezen tegemoet en
dat liep –zeer wonderlijk- op geitenvoeten
en had twee bokkenhorens op zijn kop.

‘Ik ben de bode van mijn metgezellen
en net als gij een sterflijk creatuur’,
zo sprak het wezen volgens de schriftuur
die Sint Hieronymus wist op te stellen.

‘Ik vraag u: bid voor mij en voor de mijnen
Tot God, die kwam voor ’s mensen zaligheid.
Wij willen immers daarvan het profijt.
Het eeuwig leven moet ook ons beschijnen.

Nu schijnt het, volgens deze schone woorden
van Sint Hieronymus, dat in dit land
aan deze wezens rede en verstand
-zoals wij mensen kennen- toebehoorden.

Maar nee, ik zeg u: het is enkel schijn
dat zulke beestmensen van Adam stammen,
met bokkenpoten, horens als van rammen.
Al hebben ze iets menselijks, ze zijn

niet met een ziel bedeeld. Maar ’t is geen wonder
dat als beestachtigen zo op de man
gelijken, ze van binnen ook zijn van
subtielere materie, echter zonder

een ziel die nimmer zal verloren gaan.
Dit hebbende gezegd in ’t algemeen,
Beschrijf ik nu die wezens een voor een.
Hoor mijn relaas van wonderwezens aan:


Bij Jacob van Vitry wordt er beschreven
een streek als Amazonia bekend,
(die is gelegen in de Oriënt)
waar ruim tweehonderdduizend vrouwen leven.

Ze wonen zonder mannen in hun land.
Als ze een poos hun land uit gaan vanwege
gevechten die ze winnen met veel zege,
buigen de mannen vol ontzag in ’t zand.

En zo ontmoeten man en vrouw elkaar.
De vrouwen blijven dan een poosje bij ze,
ontvangen er een kind op deze wijze,
niet vaker echter dan één keer per jaar.

Als ze, weer thuis, een kind hebben gebaard
en ’t is een jongetje, blijft hij tot zeven,
waarna hij aan zijn pa wordt teruggegeven.
Zo blijft hun land van mannen gevrijwaard.

Een meisje houden ze, want deze vrouwen
zijn sterker dan de mannen en hier strekt
de roofvogel tot voorbeeld, kromgebekt,
waar wijfjes ook hun heerschappij ontvouwen.

Dat heeft een reden. Want zo’n sterke aard
weerstaat onkuisheid, die de kracht verdrijft,
zodat men op de rechte route blijft.
Omtrent de amazones wordt verklaard

dat ze ooit woonden in het verre Zweden.
Hun mannen werden in de strijd verslagen
en uitgeroeid, tot aan ouden van dagen.
De vrouwen wreekten ‘t grote leed en

doodden de vijanden, van haat vervuld en
vertrokken toen naar Amazonia.
De vrouwen zwoeren om nooit meer daarna
de macht van mannen over zich te dulden:

de reden dat men er geen mannen vindt.
De koene Amazones zijn degenen
die met ons vochten tegen Saracenen.
Ze zijn de christenen heel welgezind.

We lezen het bij Sint Jeronimus:
er is een een wonderbaarlijk volk gevonden
waar mensen hoofden hebben als van honden.
Ze hebben lange kromme klauwen, plus

hun lichaam is bedekt met beestenvellen.
Ze spreken niet, maar blaffen. Bovendien
is er een ander raadselvolk gezien
dat het met zulk een kleine mond moet stellen

dat voedsel door een rietje wordt geleid.
Een volk van menseneters, naar wij horen
kan mensen met hun scherpe neus opsporen.
Alleen bij een rivier raakt men ‘t spoor kwijt.

De wezens welke Aspirami heten
(cyclopen noemt men ze in het Latijn)
Bezitten slechts één oog, eer groot dan klein
Dat midden in hun voorhoofd is gezeten.

Een volk helaas, heeft slechts één voet.
Die voet schijnt wonderbaarlijk groot te zijn
en dient als scherm bij felle zonneschijn
als hij van ’t vele hoppen rusten moet.

Er zijn ook lui – vertrouw me en geloof ‘t -
met ogen in hun schouders. In hun borst
twee gaten voor de neus en mond: geschorst
is bij die gruwelijke wezens ’t hoofd.

Uitsluitend van de geur van appels leven
de mensen die nooit eten. Naar verluidt
draagt men op reis een appel voor zich uit
want ruiken ze, al is het maar heel even

iets anders, vallen ze ter plekke dood.
In India ziet men soms wildemannen
met zwijnenharen die hun lijf omspannen.
Ze briesen of ze stieren zijn in nood.

In een rivier verwijlen schone wijven.
Helaas is er iets akeligs met hun mond:
die staat vol tanden, net als bij een hond.
Terwijl ook de Pygmeeën hier verblijven.

Men zag nog nooit een volk dat kleiner was,
wonend in ‘t Indiaas gebergte daar en
ze kunnen al met drie jaar baby’s baren.
Met acht jaar zijn ze oud. Dat mensenras,

vecht fel met kraanvogels die ’s morgens vroeg
de oogsten pikken van hun akkerweiden.
Het schijnt dat er in lang vervlogen tijden
ergens een volk leefde dat staarten droeg.

In India vindt men ook mensen waar
des nachts hun ogen flonkerend oplichten.
Als ze hun helle blik dan op je richten,
schijnen twee kaarsjes in een kandelaar.

Vitry zegt: in Europa ligt een land,
als daar een moeder baart, is er een stoorlijn:
er komt een pad steeds vóór het kind tevoorschijn.
Komt er alleen een kind, is dat gênant

want dat betekent dat ze vreemd ging vrijen.
Haar man is niet de wettelijke vader.
Helaas, een vreemde minnaar is de dader.
De streek waar dit gebeurt, is Lombardije.

Sicilië nochtans, heeft een groot woud
vlakbij de berg die vuur en lava baart;
De Etna heet die op de wereldkaart.
Het volk dat zich daar staande houdt

heeft maar één oog, groot als een schild
en het zijn lui die langer zijn dan bomen.
Slechts vlees en bloed wordt in de mond genomen.
Ze zijn boosaardig, schrikaanjagend wild.

Veel wondervolken, vreemde creaturen
heb ik in dit boek voor u opgeschreven.
Hoe al die vreemde wezens zijn en leven
las ik in veel betrouwbare schrifturen.

Ikzelf weet, dat ik eerlijk ben geweest en
niets dan de waarheid voor u heb geduid.
Of u ’t gelooft of niet, maakt mij niets uit.
We gaan nu verder met het boek der beesten.


View My Stats

dinsdag, september 20, 2011

PRINSJESDAG 2011

Gouden koetspaarden

Acht stoere ruinen van zwartglanzend git
trekken gedwee de gulden bonbonnière,
die deint achter hun forse derrière.
Ze dansen bijna, vlokkend om hun bit.

Gelderse paarden, bles en benen wit.
Het ras is braaf, werkwillig (tot dusverre),
heeft niet van dat antiautoritaire
(een paard is immers anti autorit).

Ze oefenden op ’t strand de dag daarvoor, waar
ze rondstapten door rook, geschreeuw, muziek.
De paarden draafden verder, onverstoorbaar.

Een schoonmaker veegt mest die is gemorst
en krijgt applaus van toekijkend publiek
Hij buigt, werpt kushanden. Hij is de vorst.


Patty Scholten (1946)
uit: Noem mij dier (2009)


Vandaag staat dit gedicht op de Coster site. De Coster site is opgezet door vrijwilligers van de KB en schenkt u elke dag gratis een gedicht per email. Altijd met informatie over de dichter erbij en vaak met leuke links naar actualiteiten in de poëziewereld. (Gratis) abonneren dus! Het is heerlijk om de dag te beginnen met een gedicht, van Kneppelhout tot Knibbe:

http://lists.freeteam.nl/mailman/listinfo/coster-l

zondag, september 04, 2011

Airborne 2011

 

 

 

 

 

 


Vandaag was dan eindelijk het embargo opgeheven dat op mijn Airborne gedicht én op het bronzen beeld van Fransje Povel-Speleers rustte: het was 3 september, de dag van de 65ste Airborne wandeling en herdenking van de Slag om Arnhem.
Dat embargo was nogal lastig, want eerst maakte ik een gedicht over een heel ander beeld en een ander beeldhouwer: iedereen deed zo geheimzinnig over het te onthullen beeld! Het stelt een soldaat voor met een meisje, dat een zonnebloem gaat brengen op het graf van een gesneuvelde soldaat op de Airborne Cemetary in Oosterbeek. De kunstenares is Fransje Povel-Speleers. Mijn gedicht stond in een mooi boekje dat aan iedereen werd uitgereikt en het komt nog in de krant:

Soldaat met bloemenmeisje

De oude oorlog kleeft nog aan het heden.
Tienduizenden volgen de weg terug,
lopen beblaard, maar met een rechte rug
de route waar zo hard om is gestreden.

De Airborne landingsplaats, waar lang geleden
soldaten vochten, sneuvelden. Maar stug
verdedigden zij de té verre brug.
Wij eren nu hun offers in ’t verleden.

Onthuld wordt Fransje Povel’s beeldhouwwerk:
een meisje loopt met een soldaat in pas,
een zonnebloem meedragend, naar een zerk.

Ons land verdedigd op het scherpst der snede
door strijders die nu rusten in vreemd gras.
Zij – dankzij al die doden - kind van vrede.


Op de eerste foto zijn militairen zich achter het Airborne Museum in Oosterbeek aan het verklededen voor de Airborne mars. Op de tweede foto krijg ik een complimentje over mijn gedicht van wethouder Heinrich. Er was nog maar één veteraan gekomen: Johnny Peters, die het figuratieve, bronzen beeld onthulde en op de vierde foto een Engelse vertaling van mijn gedicht staat te lezen, gemaakt door Jesse van Muijlwijk (die Haiku's schrijft en de maker is van de strip De rechter in de GPD-kranten). Hij woont in Canada en hier is zijn Canadese vertaling van mijn gedicht:

Soldier with flower girl

The old war is still tangible today.
Tens of thousands are following the track,
with blistered feet, still with a straight back
the road that took its heavy pay.

The Airborne landing site, where long ago fought
and died the soldiers – but tough in war
defending the bridge – the bridge too far.
We honor now their sacrifices brought.

Unveiled is Fransje Povel’s work of art:
a girl accompanies a soldier’s march,
carrying a sunflower, towards a graveyard.

Our land defended during times so wild
by soldiers resting now in foreign grass.
She – thanks to those deceased – of peace a child.


Een url van de foto pagina over het tot stand komen van het beeld van Fransje Povel-Speleers staat hier:

http://www.povel-speleers.nl


















View My Stats
Posted by Picasa