View My Stats
Dit gedicht schreef ik als Dorpsdichter voor de feestelijke opening van het Beekdal in Renkum: een industrieterrein dat ontruimd is en teruggegeven aan de natuur. Deze werkzaamheden moesten diverse keren stilgelegd worden omdat er bommen en granaten uit de Tweede Wereldoorlog gevonden werden bij het afgraven van de vervuilde grond. Een jongenl liep zelfs met een net gevonden handgranaat zijn school in. Zijn leraar rende meteen met de (niet ontplofte) granaat de school weer uit en deponeerde hem buiten achter een betonnen muur, tot de explosieven opruimingsdienst kwam.
DUIZEND BOMMEN EN GRANATEN
verschuilen zich in onze
mooie wouden,
in spreng en beek, bij
scholen, op de hei.
Het beekdal, niet van vreemde
smetten vrij,
werd door dat wapentuig flink
opgehouden.
Bij opschonen van ’t land
aanschouwden
de werkers of een kind zo’n
duivelsei,
(zijn leraar was er als de
kippen bij
en heeft de school van rampen
vrijgehouden).
Ons lijf reinigt zichzelf,
wordt er beweerd
en roept aan vreemde
voorwerpen een halt,
zodat een splinter uit een
vinger zweert.
Ook Moeder Aarde houdt haar
lichaam schoon
en werkt naar buiten wat haar
niet bevalt:
een handgranaat, een mijn,
een blauwe boon.