‘k Was altijd op mijn stepje aan het dolen door verre oorden, vreemde buurten, straten. Waar Buitenveldert kwam, lagen verlaten terreinen als Berlages’ tegenpolen:
verwilderd zandland waar konijnenholen gepeild moesten en schapen naar me blaatten. De bloemenzee had net mijn goede maat en neushoog geurden lathyrus en violen.
Mijn ouders gaven me maar één advies: “kijk uit voor enge mannen.” Wat was eng? Ik wist het niet, hield toch mijn maagdenvlies.
Het raadsel hield me nogal in de ban tot ik een Zwarte Piet zag, woest en streng. Ik gokte: “Mam, is dit zo’n enge man?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten