Kan het mooier...al snorkelend in Egypte een zeeschildpad bewonderen en tegelijk tot dorpsdichter van Renkun uitgekozen worden? Mijn vriend Jacques Verheij - en niet Verhijen - (bijna een beroemdheid dankzij mijn gedicht over hem in de autobio bundel)gaf acte de présence.
Dit was mijn solicitatiegedicht(op het thema 'verbinden'):
Verbinden (de Fonteinallee heeft nu paddentunnels naar de uiterwaarden)
Hij slaapt tot ver in maart, de paddenvent. Dan moet er snel een bruid worden gevonden. Haar lijfje zacht, van eieren bolrond en hoe meer wratten hoe beter, is de trend.
Maar vreemd: hij valt in greppels van cement. Want Renkum heeft bij het kasteel verbonden de stuwwal met de natte paringsgronden. Die ecotunnels was niet gewend.
Nu zijn ze er. Want niet alleen de padden, ook dassen, vossen en konijnen hadden een botsing soms met Fiat of Kadett.
De pad loopt veilig naar de waterkant. Er rest hem een oud beeld: een zachte hand die hem behoedzaam pakt en overzet.
BOEK 1 Met mensen start ik mijn natuurbeschrijving. Van alle schepselen, van ieder dier - van aap tot eenhoorn en van slak tot mier – is de mens koning, zonder overdrijving.
Een pasgeboren kind, nog voor het dopen is slechts een nietig, armetierig ding. Geen dier is zwakker dan de zuigeling: hij kan niet kruipen en hij kan niet lopen.
Een kind weet van geen kwaad en spreekt geen kwaad, het heeft immers geen spraak voorhanden. De moedermelk heeft invloed op de tanden: hoe warm die is, bepaalt de groei en maat.
De fontanel sluit zich zo rond vijf jaar, voordien ziet men er weinig die goed spreken. De kindertijd begint nu aan te breken, die periode is met vijftien klaar.
Men zegt: het kind leeft in een zuivere staat. Maar ach, het kwaad is al zo wijd verbreid dat weinig zuiver leven in die tijd, zodat het met de mens bergafwaarts gaat.
En nu volgt dan de derde tijd in ‘t leven van vijftien tot ruim vijfendertig jaar. Eilaas, de mensheid is te prikkelbaar, verzwakt zich door aan lusten toe te geven.
Ik uit hier daarom een oprechte wens: trouw niet vóór tweeëntwintig jaar. Dan pas zijn botten, zenuwstelsel klaar. Dat zou de wereld deugd doen en de mens.
Met vijfendertig start de manlijkheid De groei der mens is dan pas echt volkomen en heeft haar grote, weidse loop genomen. De man wil triomferen in die tijd
en vaak, door vechtlust en door jaloezie begeeft hij zich in oorlog en in strijd. Er komt een einde aan zijn strijdbaarheid rond vijftig jaar. Dan breekt in theorie
de vijfde tijd aan: ’t is de ouderdom. Nochtans wenst ieder mens een heel lang leven. Als Aristoteles het heeft beschreven: in oudjes stroomt er minder bloed rondom.
In deze tijd van toenemend gebrek zal hij gaan potten en begint te sparen om voor zijn nageslacht iets te bewaren. Ja, hij wordt gierig en een echte vrek.
Zelfs wie nooit eerder vrekkig was, kan zich nu niet meer inhouden, hij moet steeds potten, gewaarschuwd door zijn oude, broze botten. Dit tijdperk duurt tot aan de zeventig.
‘t Gaat dan bergafwaarts met het mensenras. De mens begint te bazelen te razen, vindt heel de wereld slechts gevuld met dwazen. Hij hoont het nieuwe, prijst wat er ooit was.
Hem dunkt alleen zijn eigen wijsheid groot en alle kracht begint hem te ontbreken, behalve het vermogen om te spreken. Dit zesde tijdperk duurt tot aan de dood.
Tenslotte, als zijn hart het heeft begeven, is het met ‘t wereldse verblijf gedaan. Ja, al wat leeft moet ooit ten einde gaan. Maar daarna volgt voor ons het eeuwig leven.
Als ’t leven van een mens ten einde spoedt door een beroerte, is daar wel iets voor: pak snel een mes en maak een gat in ’t oor. Ook aderlaten werkt: hij heeft slecht bloed.
Nu zet ik wonderlijke lui uiteen. Ik las erover bij de grootste wijzen (die men hier niet genoeg kan prijzen). Eerst schrijf ik over ze in ’t algemeen.
Want als men al die vreemde schepsels ziet klopt het dan dat die allemaal tezamen van Adam, onze stamvader afkwamen? Daarop moeten we zeggen: nee, zij niet.
Centauren, zo heeft Adelijn beschreven, ontstaan door paring van een dier en mens. Helaas is daarbij meestal de tendens dat zulke wezens niet lang kunnen leven.