Ben Geysel voor het raam, rookt
een sigaar:
urinewalmen door tabak
omringd.
Een kind brengt soms een
bakje eten, dingt
naar vaderliefde: zoenoffergebaar.
De grote dirigent,
toonkunstenaar
wacht op de dood, terwijl de
tijd verspringt.
Geen vrouw meer bij hem
thuis, die zorgt en zingt,
zijn jonge minnaressen
middelbaar.
Dick Blokbergen komt op
bezoek, ontsteld
hoe hij zijn vriend aantreft,
zijn grote held.
Hij neemt hem mee naar huis
in diens belang.
Des morgens vroeg is opa
opgeveerd,
schrijft met zijn wandelstok
geconcentreerd
een symfonie in poep op het
behang.