woensdag, januari 13, 2016

Nieuwjaarsgedicht 2016


View My Stats

VERKIKKERD OP DE JONKVROUW


Ze droomde van een man en van gestreel,
de jonkvrouw in haar Middeleeuws kasteel.
Maar als er eens een ridder aan kwam rijden
dan droeg hij een vizier. Je zag niet veel.

Hij ging weer weg, een draak voor haar bestrijden,
- die wiekten rond door lang vervlogen tijden –
het arme beest werd bang en spuwde vuur.
Ze zag haar lief voortijdig overlijden.

Een ander ging op kruistochtavontuur,
die ridders werkten zich het apenzuur.
Dit was haar lot in lange, lege dagen:
verloofdes met een korte levensduur.

Magister Maan hoorde de jonkvrouw klagen
en kwam met een geschenk voor haar aandragen.
Zijn nieuwste uitvinding: een soort PC.
“Hiermee” zei hij, “kun je gaan hartenjagen

en chatten met veel ridders overzee
of meesters als Lao Tse en Fabergé.
Omdat de stroom nog niet is uitgevonden,
voedt de PC zich met je liefdeswee.”

Een maagdeken, blond, rank en ongeschonden
zoekt lieve vriend, aan burcht noch vrouw gebonden
en draken doden hoeft hij voor mij niet.
Die tekst werd door de jonkvrouw rondgezonden.

Een bochel bood zich aan, een Jezuïet,
een moor die vloeiend Vlaams sprak en Sanskriet,
een oude kwakzalver uit Goedereede.
Zij allen werden door haar gedelete.

Een koene ridder van de Gulden Snede
trok haar wel aan. Hij was voor wereldvrede
en zocht een vriendschap – later wellicht méér –
voor ’t drinken bij de haard van een kruik mede.

De messenger bracht mailtjes heen en weer
(een echte nog met paard en zadelzeer)
De ridder kwam. Hij bleek een hielenlikker
en wilde maar één ding: geslachtsverkeer.

De jonkvrouw zei: “Je denkt toch niet dat ik er
op in ga, ‘k sla je liever op je flikker!
Mijn Gulden Snede krijg je niet. Een zoen.”
Een slecht idee, want plots werd hij een kikker.

Ze zette hem in het kasteelplantsoen
En ging toen haar annonce overdoen:
Mijn lief moet vurig zijn en onverschrokken
Maar ook geduldig en van goed fatsoen.

Niet drinken en niet tegen vrouwen jokken.
Getekend: jonkvrouwe met blonde lokken.
Er meldde zich een Spaanse edelman.
Zij voelde zich zeer tot hem aangetrokken

“Dag schoonheid,” zei hij, “ik ben ridder Jan.
Je hebt op mij gewacht. Hier ben ik dan.
‘k Had in mijn eigen land wat moeilijkheden.
In Spanje heet ik trouwens Don Juan.”

Hij overlaadde haar met kostbaarheden,
met complimenten. “Lief, door mij aanbeden,
gun mij één kusje van je zoete mond!”
Zij gaf het en hij zei: “Kwoark..kwoark…” Och heden.

Hoe kwam het dat, als zij een minnaar vond
hij groen en glad werd, rondsprong op de grond?
Lag het aan die PC of aan het daten?
Ze stuurde nog één oproep in het rond.

Er kwam een man af op haar hartenkreten.
Een dunne sliert (hij hield vast niet van eten),
maar hij was zeer belezen. Plato, Dante
en ridderboeken had hij veel versleten.

Ook hij was Spaans en riep: “Vort! Adelante!”
tegen zijn paard dat heette Rossinante.
Hij hakte eerst haar windmolens kapot,
hun liefdesspel begon in zacht andante.

Want zij was bang en dacht bedrukt: “Ochgod…
verkikkerd op me worden is zijn lot.”
Hij riep: “Mijn Dulcinea, je bent jong, zacht!”
Hij kuste haar en hij bleef Don Quichot.

Maar zij was flink gekrompen en haar sprongkracht
was toegenomen, ze was groen en zong zacht:
“Kwark..kwark..! Mijn liefste, ik ga zelfmoord plegen!”
En ze sprong wenend, kwakend in de slotgracht.

In ’t water kwam haar plan wat ongelegen.
Al zwemmend kwam ze een bekende tegen.
Hij maakte haar het hof (‘t was Don Juan
die ze al eerder kikkerwijs had klein gekregen).

“Dag lief klein kwaakje,” zei hij, “’k heb een plan,
daar komen leuke donderkopjes van.
Ik heb vier sterke, groene kikkerpoten
waarmee ik je vol passie straks omspan.”

Het kikkerleven zat haar als gegoten,
al waren ze geen trouwe echtgenoten:
bij kikkers is die optie niet reëel.
Hun kroost zwemt nu nog door de sloten.


Patty Klein alias Patty Scholten wenst je een kwakend 2016!





Tekening Pieter Hogenbirck
Inkleuring Wilma Leenders