zondag, augustus 31, 2008

Papegaaiendating


We roven papegaaien uit hun wouden,
liefst blote kuikens, want die worden mak.
Nu zit hij droevig op een dode tak
bij bazen die hem zelden koppiekrauwden.

Hij mag niet krijsen, moet zijn snavel houden.
Slechts Lorre mag hij zeggen of galbak.
Hij trekt ellendig veren uit zijn pak,
weer kaal als ’t oerwoudkuiken bij de ouden.

Zijn eenzaamheid, dat is het eiereten.
In Duitsland laat men papegaaien daten
Zeshonderd Lorres vonden al een lief.

Bij papegaaien is dat voor het leven.
Zo kan het papjen óns een spiegel geven:
de mens vaak ontrouw en een kuikendief.







View My Stats

zaterdag, augustus 16, 2008

Snelle Pelle

Hij maakt een bommetje, steekt zijn flambard
vooruit het water in, tot schrik der vissen.
De pelikaan wil schubbers op zijn dis en
vouwt kwiek zijn grote schepnet uit, vangklaar.

De kamikazevlieger, hengelaar,
moet elke vogelelegantie missen.
Te groot, te lomp. Hij kan slechts brrren, sissen
en zit op havenpaaltjes, een clochard.

Gedobber in de pelikanenpoel
in Artis is voor hem geen levensdoel.
Hij vluchtte, kreeg de bijnaam Snelle Pelle.

Hij vloog in een ruk door naar Hindeloopen.
Bewoners gingen visjes voor hem kopen.
Van mij krijgt hij een kleine immortelle.

dinsdag, augustus 12, 2008

Stripscenario's




Stripwerk Patty Klein 1966-1973 :

Free-lance, maar full time stripschrijver bij Toonder Studio’s. Werk in die periode:

- 4 jaar lang wekelijks (om en om) voor Donald Duck Hiawatha en De grote boze wolf
- Tom Poes balloonstrip Tom Poes en de Woelwater
- Veel verhalen voor Pelle Svanslös – Semic Press Zweden
- Veel Flintstones en Yogi Bear – Hanna Barbera
- Bartje en opa met Jan van Haasteren voor huis-aan-huis krant
- Panda voor Bolletje eierbeschuit
- Samen met Andries Brandt: Horre, harm en Hella (Telegraaf), Aafje Anders (Telegraaf), Fix en Foxi (Kauka Verlag), Tom Poes en de Wiekschieters (Alete babyvoeding) enz.

1973 tot heden:

- Free-lance stripschrijver voor veel bladen: Sjors, Pep, Eppo, Okki, Jippo, Taptoe, KRO-Gids, Suske en Wiske weekblad, Camee.
- Teksten voor TV programma’s:: Zij maakten geschiedenis (Joop Geesink Artists), Ti-Ta-Tovenaar (voor Lo Hartog van Banda)
- Oprichtster satirisch stripblad De Vrije Balloen
- Dichter (vijf Nederlandse bundels bij Uitgeverij Atlas en een bundel in Engeland)
- Poëziedocente Ann Arbor, Michigan, Schrijversvakschool Amsterdam en Het Domein
- Een stripalbum voor de Sociale Dienst Amsterdam: Werk en bijstand in Amsterdam (2003)
- Een stripalbum voor het Gemeentelijk Vervoerberdrijf Amsterdam: Op glad ijs (2004)
- Reclamewerk, o.a. twee Tom en Jerry albums voor Eru Goudkuipje
- Proza: Kinderverhalen en kindergedichten voor Okki en Trollenverhalen voor Jippo

Lang lopende strips:

- 10 jaar lang Sjaak en oom Sjors (tekenaar Jan van Haasteren) in KRO-gids Studio, 3 albums van verschenen.
- 10 jaar lang gagstrip Schanulleke (tekenaar Eric de Rop) voor Studio Vandersteen, gepubliceerd in Stipkrant, Okki en Nieuws van de Dag, 4 albums verschenen.
- 32 jaar lang Noortje (tekenaar Jan Steeman) in weekblad Tina, 20 albums verschenen
- 15 jaar lang Het huishouden van Janneke Steen (tekenares Angeles Felices) in Tina
- 18 jaar Madelon van hotel Syanding voor Tina

Geschreven voor tekenaars:

Jan van Haasteren (Hiawatha, Bartje en opa, Erik en opa, Baron van Tast, Argonautjes, Polletje Pluim, Aafje Anders, Horre, Harm en Hella, Sjaak en oom George, Zij maakten Geschiedenis, diverse strips Vrije Balloen)
Jan Steeman (Grote Boze Wolf, Noortje, Flintstones, strips Vrije Balloen)
Robert van der Kroft (Sjors en Sjimmie, strips Vrije Balloen)
Frits Godhelp, Wim Lensen (Tom Poes en de Woelwater, Tom Poes en de Wiekschieters, Pelle Svanslös)
Börge Ring (Distel, Tokkie Tor, Fleurtje)
Joanika Ring (Pelle Svanlös)
Thé Tjong Khing (Horre, Harm en Hella, strips Vrije Balloen)
GeorgeMazure (Aafje Anders)
Piet Wijn (Annemoon, Grote Boze Wolf, Panda, Heidi. Trollenverhalen, Vrije Balloen)
Ton Beek (Okki Bokki Boef, Yogi Beer)
Jan van der Voo (Pots)
Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen (Sulle Hooms, strips Vrije Balloen)
Fred de Heij (Marloes, Fanny)
Dino Attanasio (Johnny Goodbye, strips Tina)
Nico van Dam (Vera van de Risico)
Edmond (Mimi, diverse strips Tina)
Angeles Felices (Madelon, Doebidoes, Het huishouden van Janneke Steen)
Carlos Freixas (Marleen)
Casanovas (Pension Woefmiauw)
Ucco Egmond en Peer Coolen (Leukebroeders)
Eric de Rop (Schanulleke)
Ed van Schuylenburg (Donald Duck, strip Vrije balloen)
Aloïs Oosterwijk (stripalbum Sociale Dienst Amsterdam, Blache en Gijske)
Eric Heuvel (stripalbum GVB)
Paul Bodoni (stripverhalen Taptoe, Vrije Balloen) G

Gerard Leever (Ria en Rinus voor Camee, Dré en Gré in het OV)

Willy Lohmann: stripalbum voor kinderen met Astma







View My Stats

Posted by Picasa

maandag, augustus 11, 2008

Genezing


Hij danst zichzelf in trance, paddohigh en
zijn ogen gloeien in het vlammenspel.
Hij is half mens, half beest. Een luipaardvel
golft mee bij ’t stampvoeten, extatisch draaien.

Hij roept de kracht van ganzen aan en gaaien.
Wild schudt zijn bizonbotten ratelbel.
Zijn veren hoofdtooi deint of hij straks snel
zal opstijgen en met de wind verwaaien.

Sjamaan en medicijnman transformeren
zichzelf tot luipaard of tot adelaar
om ziektes bij een stamlid te bezweren.

De dieren dienen dus als bodyguards.
Maar als zíj ziek worden, wie staat er klaar?
Soms danst een mens voor ze: de dierenarts.









View My Stats

zaterdag, augustus 02, 2008

Kees Stip



‘Miljarden jaren ben ik dood geweest, en ik leef nog geen eeuw of het is alweer zo’

Op een made

Dit weekend ging een groepje maden
in Scheveningen pootje baden.
De welbespraaktste van het stel
sprak: makkers, merken jullie wel?
Er zijn hier heel wat maden bij
die made zijn in Germanij.

Wie de naam Kees Stip niet kent, kent toch zeker de naam Trijntje Fop: het pseudoniem waaronder Stip duizenden dierenverzen schreef in kranten en tijdschriften als De Volkskrant, Elsevier, NRC Handelsblad en in regionale bladen. Vaak zijn die gedichten gebaseerd op een ingenieuze woordspeling. Kees Stip hield van spelen met taal. ‘Ik kietel de taal, mijn beste man, waar deze daar niet tegen kan’, zei hij er zelf over.1
Soms waren het geen woordspelingen, maar werd er door Kees gefilosofeerd in deze Trijntje Fops:

Op een eendagsvlieg
‘Ach,’ sprak een eendagsvlieg te Doorn,
‘hoe heerlijk is het ochtendgloren
en hoe verrukkelijk het uur
waarop het laaiend zonnevuur
verstild ter kimme wordt gedreven!
Men moest twee dagen kunnen leven.’

Ook op de vraag wat er eerder was, de kip of het ei, wist Kees Stip het antwoord. Of liever de kip weet het antwoord: ‘Maar ik heb, wat men ook mag zeggen, nog nooit een ei een kip zien leggen.' 2
Zelf was Stip geen eendagsvlieg, maar een duizendpoot, een enorm veelzijdige kunstenaar. Na een kandidaatsstudie klassieke letteren, Indisch en Sanskriet te Utrecht, moest hij in dienst en maakte de mobilisatie mee op de Grebbeberg:

Wij hebben hier uit zand en hout
met spaden en met sleggen
een linie door het land gebouwd
om eer mee in te leggen.

Wij legden om de Grebbelijn
het water als een wachter.
De dood sliep in het voorterrein
en Holland sliep erachter.

Als ooit de brand naar buiten brak,
hij zou ons land niet hebben.
Wij leunden op de duitenzak,
op God en op de Grebbe.3

Na de capitulatie dook Kees onder en tijdens zijn onderduiktijd schreef hij een van zijn bekendste werken: Diewertje Diekema, een parodie op het lange gedicht ‘Maria Lecina’ Van Werumeus Buning. Buning klaagde dat Kees ‘op de eksterogen van zijn versvoeten was gaan staan’ maar de verhouding tussen de twee bleef vriendschappelijk. Kees Stip werd zelfs op de lunch bij Werumeus Buning uitgenodigd. Kees verwachtte een godenmaal, Buning zei gastvrij: “Je boft! We hebben vandaag radijsjes!”3

Meer parodieën op bekende dichters volgden: ‘Vijf variaties op een misverstand’ over de noodlottigheden van Pyramus en Thisbe, in de stijl van vijf Nederlandse auteurs: Speenhoff, Jan Prins, Nijhoff, Gorter en Vondel (een latere druk bevatte Zes variaties, met Achterberg er nog bij). Hier is het begin van de Speenhoffvariant:

Dit is het bloedig moordverhaal van Pyramus en Thisbe
De een, een schone jongeling, wiens ouwe heer in vis dee
De andere, miss Babylon, de dochter van de buurman,
Bij wie hij op beperkte schaal des avonds door de muur kwam.4

In 1950 ging Kees Stip bij de Rijksvoorlichtingsdienst werken als scenarist van voorlichtingsfilms en van 1951 tot 1979 was hij redactielid van het Polygoonjournaal. Wie dat beseft, herinnert zich nog grappen uit het journaal, vooral in de jaaroverzichten die altijd in de Cineac werden vertoond, die zeker uit de koker van Kees zijn gekomen. Het kabinet viel en Kees Stip liet letterlijk een groot, houten kabinet in beeld omdonderen. De humor in onze Polygoonjournaals was dus aan Kees Stip te danken.

Zijn productie en veelzijdigheid waren enorm. Naast zijn werk voor Polygoon schreef Kees Stip poëzie, proza, kinderboeken, columns, vertaalde samen met zijn vrouw Katja de Amerikaanse kinderboeken, onder andere de bekende Dr. Zeuss-boeken. Kees Stip werkte mee aan het NOS-radioprogramma 'Wat een taal', schreef cabaretteksten voor Wim Kan. Hij schreef regelmatig reclameteksten, waarvan de bekendste voor Gazelle: Pietje Pelle (‘op zijn Gazelle’). Hij schreef gedichten bij het ‘Carnaval des animaux’ van Saint-Saëns Saëns en liedteksten voor onder meer Joop Visser. Ook trad hij door het hele land op met de groep light verse-dichters als Drs. P., Willem Wilmink, Driek van Wissen, Jean-Pierre Rawie, Drs. P. , Jan Boerstoel en Ivo de Wijs. Zij zouden tot aan zijn dood zijn vrienden blijven en ze zochten hem af en toe gezamenlijk op in zijn laatste woonplaats Sellingen, in Groningen, helemaal tegen de Duitse grens aan. Ivo de Wijs merkte bij zo’n bezoek op: “Je woont ver weg, Kees.” Waarop Kees antwoordde: “Jij ook, Ivo.”5

Kees Stip was gevoelig, speels, enorm gevat, bezat een fijnzinnige humor. Talloze malen werd hij geprezen om zijn vormvastheid en zijn taalvondsten. Niet alleen door critici, maar ook door collega dichters. ‘Die "Trijntje Fop" in de Volkskrant maakt steengoede rijmpjes, wie is die Trijntje Fop, vraag ik me af’, schreef Jan Hanlo in een brief aan Adriaan Morriën.6 Volgens Hugo Brandt Corstius was Kees Stip een ‘Opperlandicus die de rijke fauna in deze wereld rechtvaardigt.’7 En zo kan ik doorgaan, bijna elke dichter, elke criticus heeft Kees Stip ooit wel een pluim op de hoed gestoken.

Toch heeft Stip nooit een serieuze literaire prijs of erkenning mogen ontvangen (wel is hij op zijn 85ste benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Naussau en kreeg een Zilveren Griffel voor zijn kinderboek 'Mijn beesten staan er gekleurd op'). Ik weet dat dit hem pijn deed. Hij voelde zich een echte dichter en dat was hij ook. Hij kende honderden gedichten uit zijn hoofd en kon daar eindeloos uit citeren. Vaak biggelden daarbij de tranen over zijn wangen van ontroering.
Kees Stip las veel poëzie. Op zijn 87ste begon hij het volledig werk van P.N. van Eyck te lezen, omdat hij ‘De tuinman en de dood’ zo mooi vond. Hij heeft daar zelf een variatie op geschreven:

De dood en de tuinman

"Ja," zei de dood, "ik heb het ook gelezen:
P.N.van Eyck, de tuinman en de dood.
De tuinman die zijn noodlot niet ontvlood
doordat hij vluchtte waar ik ook moest wezen.

Toen kon je nog voor iemand in zijn nood
de vrees voor de verdoemenis ontvlezen
en zo hem van zijn zenuwen genezen.
Maar tegenwoordig werk ik in het groot.

Bij stoeten haal ik blozend haast van schaamte
mensen en kinderen zo ondervoed
dat je gewoonweg twee keer kijken moet.

Zo mager zie je zelden een geraamte.
Ze voelen al geen angst meer en geen pijn.
“Ha”, denken ze, “daar heb je dikke Hein.”8

Op latere leeftijd begon Kees Stip deze sonnetten te schrijven. ‘Au! De rozen bloeien’ en vier jaar later scherpe en ironische sonnetten in ‘Een kind met kikkerpoten.’ Kees wandelde elke dag door de bossen met zijn hond Mollepop en bedacht tijdens die wandeling de sonnetten. Hij onthield ze uit het hoofd, want hij had een hekel aan typen. Kees zelf vond die sonnetten zijn beste werk en dat was ook zo. Naast jeugdherinneringen bevatten ze felle en satirische kritiek op onder andere de jacht, het geloof en ons koningshuis.

De zomers
Klaprozen, korenbloemen, barstenvolle
goudgele aren streelden mijn gezicht.
Groengouden vliegen zoemden een gedicht.
Rood liet het ooft de appelwangen bollen.
Zomernachtdonker is gesmolten licht.
Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.
Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen.
Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.
Zullen wij dit soort zomers nooit meer zien?
Ging dan het paradijs voorgoed verloren
omdat wij aan de wereld toebehoren?

Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien
een zolder in een huis zijn zonder zorgen.
Daar hebben ze die zomers opgeborgen.

In deze sonnetten kon Kees Stip ook fel uit de hoek komen over thema’s die hem aan het hart lagen, zoals over de jacht:
…..
Daar komt wat uit de wal. Leg aan, leg aan!
Een leerling die voor loodgieter moet leren
gebruikt niet zoveel lood voor het plomberen
als hier in een klein beestje wordt gedaan. 8

Over een varken dat geslacht is en aan de ladder hangt:

Ze stonden hem rechtop te opereren
Alsof hij nog iets ernstigs kon mankeren.8

Helaas staat Kees Stip vooral bekend om zijn Trijntje Fops, zijn woordspelingen en spitsvondigheden. Niet om zijn mooie beelden en metaforen. En dat is onterecht. Hij had natuurlijk de tijd niet mee. Toen hij als dichter bekend werd, waren de vijftigers en later de zestigers in opkomst. Rijmen was ‘not done’ en als een gedicht humor bevatte, werd het al snel afgedaan als light verse. Maar ook de gedichten van Nijhoff, Bloem en Vestdijk bevatten soms humor en wat is het beroemdste gedicht van Kopland? Inderdaad, ‘Jonge sla’. Kees Stip rijmde en parodieerde weergaloos, maar zijn sonnetten bevatten ook prachtige metaforen, zoals (over een paard op stal) ‘Geduld staat als een stolp over hem heen’ en in ‘De dominee’: ‘De leeslamp bijt een kegel in de nacht’.

Al kreeg Kees Stip zelf nooit een serieuze literaire prijs, er is wel een prijs naar hem vernoemd, De Kees Stip Prijs voor light verse, in 1985 ingesteld door het literaire tijdschrift ‘De Tweede Ronde’ en als eerste uitgereikt aan Kees Stip zelf. Na hem werden bekroond: Driek van Wissen, Jan Boerstoel, Ivo de Wijs, Marko Fondse, Kees Jiskoot, Frank van Pamelen en ondergetekende.

Het laatste deel van zijn leven woonde Kees Stip in zijn tot woonhuis verbouwde boerderij in Sellingen. Zijn vrouw Katja stierf, maar Kees bleef tot zijn dood omringd door mensen en dierlijke vrienden. Paarden, de poedel Mollepop, zijn poes Poezeltje en vijf ganzen woonden bij hem. Voor de wilde fazanten werd er elke week twintig kilo voer gehaald. En Kees bleef dóórdichten. Het blad ‘De kleine aarde’ kwam bij hem voor een vaste rubriek met limericks en Kees, hoewel hij de limerick tot nu toe altijd links had laten liggen, zag kans om op vijfentachtigjarige leeftijd de limerick tot een hoger plan te verheffen. Deze vind ik de mooiste:

Aan de aarde en al wat hij droeg,
komt een einde waar niemand om vroeg.
Maar een paard en een zwaan
moeten blijven bestaan.
En een man en een vrouw is genoeg.

Kees Stip bleef helaas niet eeuwig bestaan, maar zijn verzen doen dat zeker. Na een zware operatie zocht ik Kees, inmiddels 87 jaar oud, op in het ziekenhuis in Winschoten. Om Kees niet te veel te vermoeien, had ik een bundeltje met de gedichten van Willem Elsschot meegenomen. Ik las hem voor en Kees citeerde de gedichten uit zijn hoofd mee. Intussen huilden we allebei tranen met tuiten. Niet van verdriet maar van ontroering, want Elsschot was ons beider favoriete dichter.

Op de crematie twee maanden later, was natuurlijk de voltallige groep light-verse dichters en oude vrienden van Kees Stip aanwezig: Jan Boerstoel, Ivo de Wijs, Jean-Pierre Rawie, Driek van Wissen en we lazen allemaal gedichten van of geschreven voor Kees Stip voor. Joop Visser zong liedjes die Kees geschreven had en begeleidde zichzelf daarbij op de gitaar:

Dominee, ik ben een zondaar,
ach, ik heb zoveel kwaad gedaan.
Maar toch ben ik elke zondag
trouw bij U ter kerk gegaan.
’K wierp mijn gaven vol erbarmen
in het zakje voor de armen,
steeds een cent en nooit een knoop.
Ja, er is voor mij nog hoop.
Door de week
door de week
deed ik menig boze streek.
Maar nooit op zon- en feestdagen.

Waarna de dominee galmt: (op de CD ‘MMCD’ ingesproken door Kees Stip):

In het vuur
in het vuur
zult gij branden uur na uur.
Maar niet op zon- en feestdagen.

Een dag na de crematie dichtte Driek van Wissen:

STIP R.I.P

Wij namen gister afscheid van Kees Stip,
Een dichter die wij allemaal berouwen,
Al was er slechts een handjevol getrouwen
En verder dus geen hond en ook geen kip.

Maar lees de poëzie van Trijntje Fop,
Dan staan de dieren uit de dood weer op.9


Wat gebeurde er na de dood van Kees Stip? Postuum werden door Uitgeverij Liverse drie rijmprenten uitgegeven: ‘Drie levens van missionaris Brekebeen’ (met tekeningen van Nico Visscher) en het eerste deel van zijn verzameld werk ‘Verzamelstip I’. Ook verschenen er bij Liverse twee ‘verscheurkalenders’.10 Het werk van Kees Stip bleef en blijft in bloemlezingen verschijnen. Zijn geboortestad Veenendaal huldigde Kees Stip postuum door een plein het Kees Stipplein te noemen, nadat nog tijdens zijn leven in 2001 zijn geboortehuis in Veenendaal al van een plaquette was voorzien.

Kees Stip zelf had enige jaren eerder al een grafschrift voor zichzelf geschreven in limerickvorm:

Schrijf zachtjes met krijt op mijn zerk:
zijn zwakheden waren te sterk
om niet te vermelden.
Een haas tussen helden,
een ketter in iedere kerk.

Het wordt hoog tijd dat dit grafschrift er komt. Maar mocht dit niet te realiseren zijn, dan moet ten minste toch ergens in een Nederlandse concertzaal een bord opgehangen worden met deze vermanende woorden van de grootmeester van het light verse en de kleinmeester van het serieuze vers:

‘Muziek is hinderlijk voor hoesters.’


Patty Scholten


Noten:

1 Deze tekst is uitvergroot opgehangen in het Letterkundig Museum tijdens de tentoonstelling in 1999 Vier lichte letterheren (Kees Stip, Kees van Kooten, Godfried Bomans en Simon Carmiggelt).

2 Alle geciteerde Trijntje Fops zijn uit:
Lachen in een leeuw verzamelde gedichten Bert Bakker 1993

3 Uit: Kees Stip – geen punt
Bert Bakker 1998

4 Parodie à la Speenhoff uit:
Vijf variaties op een misverstand
Boucher 1951

5 C.J. Aarts/Wim Sanders, via email

617-11-1959, Brieven 1931-1962, blz. 341

7 Battus, Opperlandse taal- & letterkunde

8 Au! De rozen bloeien; sonnetten van bedreigd geluk. Uitgeverij Bert Bakker 1983

9 De voorgedragen gedichten en dit posthume gedicht zijn gebundeld in de bibliofiele uitgave STIP R.I.P door De Uitvreter te Zoeterswoude-Dorp.

10 Alle citaten uit het werk van Kees Stip zijn overgenomen met toestemming van Henk Verweerd van Uitgeverij Liverse. Diverse anekdotes zijn overgenomen van de website over Kees Stip door Mats Beek.

Dit artikel over Kees Stip schreef ik voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2006-2007. Het heet daar een Levensbericht, maar het is dus eigenlijk een In Memoriam.

De foto van Kees Stip met de leeuwenwelp is ooit gemaakt in Ouwehand. Niet voor niets heet Kees' verzameld dichtwerk: Humor is lachen in een leeuw.







View My Stats

Posted by Picasa