zaterdag, december 20, 2008

Nieuwjaarswens









View My Stats
Posted by Picasa

dinsdag, december 16, 2008

De grot Chauvet


De wanden wonderen een berenkop,
getekend dertigduizend jaar geleden,
volmaakt in perspectief. Een fijnbesneden
moerashert, neushoorns, paarden in galop.

Een offerblok met beenderen erop.
Het dier werd hier geofferd én aanbeden.
paleolithische diepzinnigheden:
men eerde ’t dier, al at men het ook op.

Waarom doen wij de dieren zo’n verdriet?
Omdat we sedert Augustinus wisten:
de mens geniet een ziel, de dieren niet.

Het dier voelt niets, werd door Descartes bedacht.
Een moslimslager overstijgt een christen:
hij bidt bij ieder schaap, voor hij het slacht.


De grot Chauvet – Deze druipsteengrot in de Ardèche is ontdekt in 1994 door een groep amateur-speleologen, waaronder Jean-Marie Chauvet. De paleolithische wandschilderingen door de Cro-Magnonmens zijn uniek door hun ouderdom (30.000 jaar voor Christus), hun artisticiteit en de vakbekwaamheid (perspectief, schaduwwerking) waarmee ze gemaakt zijn. De grot is niet opengesteld voor publiek, er wordt nog volop wetenschappelijk onderzoek gedaan. Jean-Marie Chauvet, Eliette Brunel Deschamps, Christian Hillaire, De grot Chauvet. De oudste grotschilderingen ter wereld, Jan van Arkel, Utrecht 1998.






View My Stats

donderdag, december 11, 2008

Noem mij dier

Het is bijna zover; de drukproeven van mijn nieuwe bundel zijn binnen, er is een mooie cover met een soort roofdier erop (ontwerp Marjo Starink) en de vandaag verschenen voorjaarsfolder van Atlas kondigt de bundel aan met: 'Nieuwe dierenpoëzie van Patty Scholten voor de boekenweek van 2009'.

Denk niet: ik ken de meeste gedichten al van deze site, want er is enorm veel geschaafd en verbeterd aan de gedichten. In een paar gevallen zijn er nieuwe sextetten geschreven. Zowel op eigen initiatief als op ( door mij aan hem gevraagd) advies van Peter Verstegen en op aanwijzingen van mijn poëzieredacteur bij Atlas, Koen Vergeer.

Co Woudsma, collega dichter die smult van apotrofjes die verkeerd om staan, zet nu letterlijk nog de puntjes op de i en corrigeert de drukproeven mee, want ik ben een enorm slordige correctrice. Als dank heb ik hem een etentje in de gaarkeuken te Amsterdam beloofd. Peter is bedeeld met enkele goede wijnen en Koen is beloond door Atlas, neem ik aan.

Wat me nu pas opvalt: de bundel telt volgens de aanbiedingsfolder 48 pagina's. Dat kan nooit, ik heb vijftig gedichten geschreven en er zijn nog enkele pagina's toelichting.




View My Stats

Posted by Picasa

dinsdag, november 04, 2008

De god het dier

De wereld was vol dierengoden ooit.
De Boeddha is als walvisgod herboren.
Silenius spitste zijn geitenoren.
Baco, een Keltgod, werd als zwijn vermooid.

Zie tempels waar een rattenvolk rondschooit,
als rijdier door Ganesha uitverkoren.
In ’t oude rijk Egypte, lang tevoren
werd je met dierengoden doodgegooid.

Het christendom aanbidt geen domme beesten.
We hebben wel een duif; heilige geest en
een lam Gods met een aureool erboven.

Ik noem mezelf agnost, ik wacht mijn lot.
Maar ’n walvis- of een olifantengod
daar zou ik zielsgraag in willen geloven.










View My Stats

zondag, november 02, 2008

De bever


Hij was verdwenen uit de Lage Landen,
maar nu kom je hem er soms weer tegen.
Zijn natte piekvacht meurt naar oude regen,
die damslaper met gele Thea-tanden.

De landschapsarchitect heeft veel omhanden.
Een kapvergunning heeft hij nooit gekregen.
Toch moeten bomen om, de waterwegen
een nieuwe bedding zoeken of verzanden.

Wij sparen bomen, maar een bever mag dat
en in de Biesbosch zette men ze uit:
Makker en Mieneke. Het was een slag dat

de zwaartekracht door ’t wijfje werd getart.
Een omgeknaagde boom viel op haar snuit
en Makker stierf aan een gebroken hart.










View My Stats

maandag, oktober 13, 2008

De huifkar


Flip trekt de kar, het klikklakt door het bos.
Ik dein achter zijn kont en lees sonnetten
voor twaalf man en een paardenhoofd. De wetten
van rijm en metrum klikken zwierig los.

Wat denkt een fjordenpaard? Dit brave ros
is niet geïnteresseerd in mensenalfabetten.
Zijn zorg is, waar zijn hoeven neer te zetten,
flink trekken en niet glippen over mos.

En nu ga ik voor Flip gedichten lezen
van dobbepaarden, volbloeden die racen.
Híj loopt steeds trager. Dan roept de koetsier:

“Flip trekt het niet meer.” We gaan heuvel op,
dus helpen we hem, duwen in galop.
In harmonie klikklakken mens en dier.









View My Stats

donderdag, oktober 09, 2008

Tunnel Vision

Het is een vaststaand feit, de das gedijt.
Zeshonderd dassentunnels telt ons land.
Voor honderd miljoen staan er nog gepland.
Er dient ‘ontsnipperd’, zegt natuurbeleid.

Dus tunnelt nu de das? Met zekerheid
weet men dat niet. Wel rent, als remplaçant,
een muis of kat vaak naar de overkant
en is de naam tot ‘faunatunnels’ uitgebreid.

Reptielenbuizen, zeggen ambtenaren
zijn vast een aanwinst voor het slangbereik.
Zij spelen Noach, elke soort moet varen.

Faunabeheer is vol van scheppingsdrang.
Elk dier zijn eigen tunnel, dat is ordelijk.
Alleen de mol graaft stug zijn eigen gang.

zaterdag, september 27, 2008

De ezel

Bij Winterswijk zijn we aan het kamperen.
Een sperwer stuntvliegt boven onze tent.
Zoiets noemt men een ‘kwaliteitsmoment.’
Het voelt net als geluk. En dan passeren

twee mannen en een ezel met een leren
rugdekje, lastdier met het kampement.
Ze zoeken ’t mooiste grasveld voor Clement
zodat hij rusten kan en foerageren.

De avond valt. Clement is uitgespannen
en rolt door klaver. Aanloop bij de mannen:
hun vrouwen met een zuigeling erbij.

Ik voel me vredig, zie een ster die pinkt.
Een koe loeit in de wei, de baby drinkt.
De kerststal komt opeens wel erg dichtbij.









View My Stats

maandag, september 22, 2008

De buizerd


De vrome vogel bidt voor ieder maal.
Hoog in het blauw laat hij zijn vlerken trillen.
Hij ziet de muizen, die van angst al rillen
voor gratis vliegles, kort en terminaal.

Hij kraakt hun kopje als een eierschaal
en voelt het zachte bontlijfje verkillen.
Nog even ’t diertje op een oor na villen
en toetasten voor een klein bacchanaal.

De buizerd is een rover die frequent
zijn klauwen boort in fietsers, trimmers,
zelfs in een motorrijdende agent.

“Pas op voor buizerds!” maant Staatsbosbeheer.
Men wist het niet, hij was in Holland immers
bijna verdwenen. Maar hij is er weer.








View My Stats

zondag, september 21, 2008

Verpletterend


Er is een dier dat kop noch poten heeft.
Toch was ’t beschavingsfactor nummer 1 en
men noemt het paard (voorzien van hoofd en benen).
De tractor heeft het paard voorbijgestreefd.

Ooit was hij last- en trekdier, strijdros, dreef ‘t
gemaal aan, dorste, draaide molenstenen.
Die schone motor is helaas verdwenen,
katalysator voor elk volk dat leeft.

Spitsuur. Haast tachtigduizend paarden deden
rond achttientachtig in Parijs hun werk
en trokken koets of kar naar kroeg of kerk.

Het kruispunt bij Montmartre stond bekend
als ‘Carrefour des écrassés’. Gemend
werd er toen even slecht als nu gereden.









View My Stats

zondag, augustus 31, 2008

Papegaaiendating


We roven papegaaien uit hun wouden,
liefst blote kuikens, want die worden mak.
Nu zit hij droevig op een dode tak
bij bazen die hem zelden koppiekrauwden.

Hij mag niet krijsen, moet zijn snavel houden.
Slechts Lorre mag hij zeggen of galbak.
Hij trekt ellendig veren uit zijn pak,
weer kaal als ’t oerwoudkuiken bij de ouden.

Zijn eenzaamheid, dat is het eiereten.
In Duitsland laat men papegaaien daten
Zeshonderd Lorres vonden al een lief.

Bij papegaaien is dat voor het leven.
Zo kan het papjen óns een spiegel geven:
de mens vaak ontrouw en een kuikendief.







View My Stats

zaterdag, augustus 16, 2008

Snelle Pelle

Hij maakt een bommetje, steekt zijn flambard
vooruit het water in, tot schrik der vissen.
De pelikaan wil schubbers op zijn dis en
vouwt kwiek zijn grote schepnet uit, vangklaar.

De kamikazevlieger, hengelaar,
moet elke vogelelegantie missen.
Te groot, te lomp. Hij kan slechts brrren, sissen
en zit op havenpaaltjes, een clochard.

Gedobber in de pelikanenpoel
in Artis is voor hem geen levensdoel.
Hij vluchtte, kreeg de bijnaam Snelle Pelle.

Hij vloog in een ruk door naar Hindeloopen.
Bewoners gingen visjes voor hem kopen.
Van mij krijgt hij een kleine immortelle.

dinsdag, augustus 12, 2008

Stripscenario's




Stripwerk Patty Klein 1966-1973 :

Free-lance, maar full time stripschrijver bij Toonder Studio’s. Werk in die periode:

- 4 jaar lang wekelijks (om en om) voor Donald Duck Hiawatha en De grote boze wolf
- Tom Poes balloonstrip Tom Poes en de Woelwater
- Veel verhalen voor Pelle Svanslös – Semic Press Zweden
- Veel Flintstones en Yogi Bear – Hanna Barbera
- Bartje en opa met Jan van Haasteren voor huis-aan-huis krant
- Panda voor Bolletje eierbeschuit
- Samen met Andries Brandt: Horre, harm en Hella (Telegraaf), Aafje Anders (Telegraaf), Fix en Foxi (Kauka Verlag), Tom Poes en de Wiekschieters (Alete babyvoeding) enz.

1973 tot heden:

- Free-lance stripschrijver voor veel bladen: Sjors, Pep, Eppo, Okki, Jippo, Taptoe, KRO-Gids, Suske en Wiske weekblad, Camee.
- Teksten voor TV programma’s:: Zij maakten geschiedenis (Joop Geesink Artists), Ti-Ta-Tovenaar (voor Lo Hartog van Banda)
- Oprichtster satirisch stripblad De Vrije Balloen
- Dichter (vijf Nederlandse bundels bij Uitgeverij Atlas en een bundel in Engeland)
- Poëziedocente Ann Arbor, Michigan, Schrijversvakschool Amsterdam en Het Domein
- Een stripalbum voor de Sociale Dienst Amsterdam: Werk en bijstand in Amsterdam (2003)
- Een stripalbum voor het Gemeentelijk Vervoerberdrijf Amsterdam: Op glad ijs (2004)
- Reclamewerk, o.a. twee Tom en Jerry albums voor Eru Goudkuipje
- Proza: Kinderverhalen en kindergedichten voor Okki en Trollenverhalen voor Jippo

Lang lopende strips:

- 10 jaar lang Sjaak en oom Sjors (tekenaar Jan van Haasteren) in KRO-gids Studio, 3 albums van verschenen.
- 10 jaar lang gagstrip Schanulleke (tekenaar Eric de Rop) voor Studio Vandersteen, gepubliceerd in Stipkrant, Okki en Nieuws van de Dag, 4 albums verschenen.
- 32 jaar lang Noortje (tekenaar Jan Steeman) in weekblad Tina, 20 albums verschenen
- 15 jaar lang Het huishouden van Janneke Steen (tekenares Angeles Felices) in Tina
- 18 jaar Madelon van hotel Syanding voor Tina

Geschreven voor tekenaars:

Jan van Haasteren (Hiawatha, Bartje en opa, Erik en opa, Baron van Tast, Argonautjes, Polletje Pluim, Aafje Anders, Horre, Harm en Hella, Sjaak en oom George, Zij maakten Geschiedenis, diverse strips Vrije Balloen)
Jan Steeman (Grote Boze Wolf, Noortje, Flintstones, strips Vrije Balloen)
Robert van der Kroft (Sjors en Sjimmie, strips Vrije Balloen)
Frits Godhelp, Wim Lensen (Tom Poes en de Woelwater, Tom Poes en de Wiekschieters, Pelle Svanslös)
Börge Ring (Distel, Tokkie Tor, Fleurtje)
Joanika Ring (Pelle Svanlös)
Thé Tjong Khing (Horre, Harm en Hella, strips Vrije Balloen)
GeorgeMazure (Aafje Anders)
Piet Wijn (Annemoon, Grote Boze Wolf, Panda, Heidi. Trollenverhalen, Vrije Balloen)
Ton Beek (Okki Bokki Boef, Yogi Beer)
Jan van der Voo (Pots)
Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen (Sulle Hooms, strips Vrije Balloen)
Fred de Heij (Marloes, Fanny)
Dino Attanasio (Johnny Goodbye, strips Tina)
Nico van Dam (Vera van de Risico)
Edmond (Mimi, diverse strips Tina)
Angeles Felices (Madelon, Doebidoes, Het huishouden van Janneke Steen)
Carlos Freixas (Marleen)
Casanovas (Pension Woefmiauw)
Ucco Egmond en Peer Coolen (Leukebroeders)
Eric de Rop (Schanulleke)
Ed van Schuylenburg (Donald Duck, strip Vrije balloen)
Aloïs Oosterwijk (stripalbum Sociale Dienst Amsterdam, Blache en Gijske)
Eric Heuvel (stripalbum GVB)
Paul Bodoni (stripverhalen Taptoe, Vrije Balloen) G

Gerard Leever (Ria en Rinus voor Camee, Dré en Gré in het OV)

Willy Lohmann: stripalbum voor kinderen met Astma







View My Stats

Posted by Picasa

maandag, augustus 11, 2008

Genezing


Hij danst zichzelf in trance, paddohigh en
zijn ogen gloeien in het vlammenspel.
Hij is half mens, half beest. Een luipaardvel
golft mee bij ’t stampvoeten, extatisch draaien.

Hij roept de kracht van ganzen aan en gaaien.
Wild schudt zijn bizonbotten ratelbel.
Zijn veren hoofdtooi deint of hij straks snel
zal opstijgen en met de wind verwaaien.

Sjamaan en medicijnman transformeren
zichzelf tot luipaard of tot adelaar
om ziektes bij een stamlid te bezweren.

De dieren dienen dus als bodyguards.
Maar als zíj ziek worden, wie staat er klaar?
Soms danst een mens voor ze: de dierenarts.









View My Stats

zaterdag, augustus 02, 2008

Kees Stip



‘Miljarden jaren ben ik dood geweest, en ik leef nog geen eeuw of het is alweer zo’

Op een made

Dit weekend ging een groepje maden
in Scheveningen pootje baden.
De welbespraaktste van het stel
sprak: makkers, merken jullie wel?
Er zijn hier heel wat maden bij
die made zijn in Germanij.

Wie de naam Kees Stip niet kent, kent toch zeker de naam Trijntje Fop: het pseudoniem waaronder Stip duizenden dierenverzen schreef in kranten en tijdschriften als De Volkskrant, Elsevier, NRC Handelsblad en in regionale bladen. Vaak zijn die gedichten gebaseerd op een ingenieuze woordspeling. Kees Stip hield van spelen met taal. ‘Ik kietel de taal, mijn beste man, waar deze daar niet tegen kan’, zei hij er zelf over.1
Soms waren het geen woordspelingen, maar werd er door Kees gefilosofeerd in deze Trijntje Fops:

Op een eendagsvlieg
‘Ach,’ sprak een eendagsvlieg te Doorn,
‘hoe heerlijk is het ochtendgloren
en hoe verrukkelijk het uur
waarop het laaiend zonnevuur
verstild ter kimme wordt gedreven!
Men moest twee dagen kunnen leven.’

Ook op de vraag wat er eerder was, de kip of het ei, wist Kees Stip het antwoord. Of liever de kip weet het antwoord: ‘Maar ik heb, wat men ook mag zeggen, nog nooit een ei een kip zien leggen.' 2
Zelf was Stip geen eendagsvlieg, maar een duizendpoot, een enorm veelzijdige kunstenaar. Na een kandidaatsstudie klassieke letteren, Indisch en Sanskriet te Utrecht, moest hij in dienst en maakte de mobilisatie mee op de Grebbeberg:

Wij hebben hier uit zand en hout
met spaden en met sleggen
een linie door het land gebouwd
om eer mee in te leggen.

Wij legden om de Grebbelijn
het water als een wachter.
De dood sliep in het voorterrein
en Holland sliep erachter.

Als ooit de brand naar buiten brak,
hij zou ons land niet hebben.
Wij leunden op de duitenzak,
op God en op de Grebbe.3

Na de capitulatie dook Kees onder en tijdens zijn onderduiktijd schreef hij een van zijn bekendste werken: Diewertje Diekema, een parodie op het lange gedicht ‘Maria Lecina’ Van Werumeus Buning. Buning klaagde dat Kees ‘op de eksterogen van zijn versvoeten was gaan staan’ maar de verhouding tussen de twee bleef vriendschappelijk. Kees Stip werd zelfs op de lunch bij Werumeus Buning uitgenodigd. Kees verwachtte een godenmaal, Buning zei gastvrij: “Je boft! We hebben vandaag radijsjes!”3

Meer parodieën op bekende dichters volgden: ‘Vijf variaties op een misverstand’ over de noodlottigheden van Pyramus en Thisbe, in de stijl van vijf Nederlandse auteurs: Speenhoff, Jan Prins, Nijhoff, Gorter en Vondel (een latere druk bevatte Zes variaties, met Achterberg er nog bij). Hier is het begin van de Speenhoffvariant:

Dit is het bloedig moordverhaal van Pyramus en Thisbe
De een, een schone jongeling, wiens ouwe heer in vis dee
De andere, miss Babylon, de dochter van de buurman,
Bij wie hij op beperkte schaal des avonds door de muur kwam.4

In 1950 ging Kees Stip bij de Rijksvoorlichtingsdienst werken als scenarist van voorlichtingsfilms en van 1951 tot 1979 was hij redactielid van het Polygoonjournaal. Wie dat beseft, herinnert zich nog grappen uit het journaal, vooral in de jaaroverzichten die altijd in de Cineac werden vertoond, die zeker uit de koker van Kees zijn gekomen. Het kabinet viel en Kees Stip liet letterlijk een groot, houten kabinet in beeld omdonderen. De humor in onze Polygoonjournaals was dus aan Kees Stip te danken.

Zijn productie en veelzijdigheid waren enorm. Naast zijn werk voor Polygoon schreef Kees Stip poëzie, proza, kinderboeken, columns, vertaalde samen met zijn vrouw Katja de Amerikaanse kinderboeken, onder andere de bekende Dr. Zeuss-boeken. Kees Stip werkte mee aan het NOS-radioprogramma 'Wat een taal', schreef cabaretteksten voor Wim Kan. Hij schreef regelmatig reclameteksten, waarvan de bekendste voor Gazelle: Pietje Pelle (‘op zijn Gazelle’). Hij schreef gedichten bij het ‘Carnaval des animaux’ van Saint-Saëns Saëns en liedteksten voor onder meer Joop Visser. Ook trad hij door het hele land op met de groep light verse-dichters als Drs. P., Willem Wilmink, Driek van Wissen, Jean-Pierre Rawie, Drs. P. , Jan Boerstoel en Ivo de Wijs. Zij zouden tot aan zijn dood zijn vrienden blijven en ze zochten hem af en toe gezamenlijk op in zijn laatste woonplaats Sellingen, in Groningen, helemaal tegen de Duitse grens aan. Ivo de Wijs merkte bij zo’n bezoek op: “Je woont ver weg, Kees.” Waarop Kees antwoordde: “Jij ook, Ivo.”5

Kees Stip was gevoelig, speels, enorm gevat, bezat een fijnzinnige humor. Talloze malen werd hij geprezen om zijn vormvastheid en zijn taalvondsten. Niet alleen door critici, maar ook door collega dichters. ‘Die "Trijntje Fop" in de Volkskrant maakt steengoede rijmpjes, wie is die Trijntje Fop, vraag ik me af’, schreef Jan Hanlo in een brief aan Adriaan Morriën.6 Volgens Hugo Brandt Corstius was Kees Stip een ‘Opperlandicus die de rijke fauna in deze wereld rechtvaardigt.’7 En zo kan ik doorgaan, bijna elke dichter, elke criticus heeft Kees Stip ooit wel een pluim op de hoed gestoken.

Toch heeft Stip nooit een serieuze literaire prijs of erkenning mogen ontvangen (wel is hij op zijn 85ste benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Naussau en kreeg een Zilveren Griffel voor zijn kinderboek 'Mijn beesten staan er gekleurd op'). Ik weet dat dit hem pijn deed. Hij voelde zich een echte dichter en dat was hij ook. Hij kende honderden gedichten uit zijn hoofd en kon daar eindeloos uit citeren. Vaak biggelden daarbij de tranen over zijn wangen van ontroering.
Kees Stip las veel poëzie. Op zijn 87ste begon hij het volledig werk van P.N. van Eyck te lezen, omdat hij ‘De tuinman en de dood’ zo mooi vond. Hij heeft daar zelf een variatie op geschreven:

De dood en de tuinman

"Ja," zei de dood, "ik heb het ook gelezen:
P.N.van Eyck, de tuinman en de dood.
De tuinman die zijn noodlot niet ontvlood
doordat hij vluchtte waar ik ook moest wezen.

Toen kon je nog voor iemand in zijn nood
de vrees voor de verdoemenis ontvlezen
en zo hem van zijn zenuwen genezen.
Maar tegenwoordig werk ik in het groot.

Bij stoeten haal ik blozend haast van schaamte
mensen en kinderen zo ondervoed
dat je gewoonweg twee keer kijken moet.

Zo mager zie je zelden een geraamte.
Ze voelen al geen angst meer en geen pijn.
“Ha”, denken ze, “daar heb je dikke Hein.”8

Op latere leeftijd begon Kees Stip deze sonnetten te schrijven. ‘Au! De rozen bloeien’ en vier jaar later scherpe en ironische sonnetten in ‘Een kind met kikkerpoten.’ Kees wandelde elke dag door de bossen met zijn hond Mollepop en bedacht tijdens die wandeling de sonnetten. Hij onthield ze uit het hoofd, want hij had een hekel aan typen. Kees zelf vond die sonnetten zijn beste werk en dat was ook zo. Naast jeugdherinneringen bevatten ze felle en satirische kritiek op onder andere de jacht, het geloof en ons koningshuis.

De zomers
Klaprozen, korenbloemen, barstenvolle
goudgele aren streelden mijn gezicht.
Groengouden vliegen zoemden een gedicht.
Rood liet het ooft de appelwangen bollen.
Zomernachtdonker is gesmolten licht.
Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.
Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen.
Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.
Zullen wij dit soort zomers nooit meer zien?
Ging dan het paradijs voorgoed verloren
omdat wij aan de wereld toebehoren?

Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien
een zolder in een huis zijn zonder zorgen.
Daar hebben ze die zomers opgeborgen.

In deze sonnetten kon Kees Stip ook fel uit de hoek komen over thema’s die hem aan het hart lagen, zoals over de jacht:
…..
Daar komt wat uit de wal. Leg aan, leg aan!
Een leerling die voor loodgieter moet leren
gebruikt niet zoveel lood voor het plomberen
als hier in een klein beestje wordt gedaan. 8

Over een varken dat geslacht is en aan de ladder hangt:

Ze stonden hem rechtop te opereren
Alsof hij nog iets ernstigs kon mankeren.8

Helaas staat Kees Stip vooral bekend om zijn Trijntje Fops, zijn woordspelingen en spitsvondigheden. Niet om zijn mooie beelden en metaforen. En dat is onterecht. Hij had natuurlijk de tijd niet mee. Toen hij als dichter bekend werd, waren de vijftigers en later de zestigers in opkomst. Rijmen was ‘not done’ en als een gedicht humor bevatte, werd het al snel afgedaan als light verse. Maar ook de gedichten van Nijhoff, Bloem en Vestdijk bevatten soms humor en wat is het beroemdste gedicht van Kopland? Inderdaad, ‘Jonge sla’. Kees Stip rijmde en parodieerde weergaloos, maar zijn sonnetten bevatten ook prachtige metaforen, zoals (over een paard op stal) ‘Geduld staat als een stolp over hem heen’ en in ‘De dominee’: ‘De leeslamp bijt een kegel in de nacht’.

Al kreeg Kees Stip zelf nooit een serieuze literaire prijs, er is wel een prijs naar hem vernoemd, De Kees Stip Prijs voor light verse, in 1985 ingesteld door het literaire tijdschrift ‘De Tweede Ronde’ en als eerste uitgereikt aan Kees Stip zelf. Na hem werden bekroond: Driek van Wissen, Jan Boerstoel, Ivo de Wijs, Marko Fondse, Kees Jiskoot, Frank van Pamelen en ondergetekende.

Het laatste deel van zijn leven woonde Kees Stip in zijn tot woonhuis verbouwde boerderij in Sellingen. Zijn vrouw Katja stierf, maar Kees bleef tot zijn dood omringd door mensen en dierlijke vrienden. Paarden, de poedel Mollepop, zijn poes Poezeltje en vijf ganzen woonden bij hem. Voor de wilde fazanten werd er elke week twintig kilo voer gehaald. En Kees bleef dóórdichten. Het blad ‘De kleine aarde’ kwam bij hem voor een vaste rubriek met limericks en Kees, hoewel hij de limerick tot nu toe altijd links had laten liggen, zag kans om op vijfentachtigjarige leeftijd de limerick tot een hoger plan te verheffen. Deze vind ik de mooiste:

Aan de aarde en al wat hij droeg,
komt een einde waar niemand om vroeg.
Maar een paard en een zwaan
moeten blijven bestaan.
En een man en een vrouw is genoeg.

Kees Stip bleef helaas niet eeuwig bestaan, maar zijn verzen doen dat zeker. Na een zware operatie zocht ik Kees, inmiddels 87 jaar oud, op in het ziekenhuis in Winschoten. Om Kees niet te veel te vermoeien, had ik een bundeltje met de gedichten van Willem Elsschot meegenomen. Ik las hem voor en Kees citeerde de gedichten uit zijn hoofd mee. Intussen huilden we allebei tranen met tuiten. Niet van verdriet maar van ontroering, want Elsschot was ons beider favoriete dichter.

Op de crematie twee maanden later, was natuurlijk de voltallige groep light-verse dichters en oude vrienden van Kees Stip aanwezig: Jan Boerstoel, Ivo de Wijs, Jean-Pierre Rawie, Driek van Wissen en we lazen allemaal gedichten van of geschreven voor Kees Stip voor. Joop Visser zong liedjes die Kees geschreven had en begeleidde zichzelf daarbij op de gitaar:

Dominee, ik ben een zondaar,
ach, ik heb zoveel kwaad gedaan.
Maar toch ben ik elke zondag
trouw bij U ter kerk gegaan.
’K wierp mijn gaven vol erbarmen
in het zakje voor de armen,
steeds een cent en nooit een knoop.
Ja, er is voor mij nog hoop.
Door de week
door de week
deed ik menig boze streek.
Maar nooit op zon- en feestdagen.

Waarna de dominee galmt: (op de CD ‘MMCD’ ingesproken door Kees Stip):

In het vuur
in het vuur
zult gij branden uur na uur.
Maar niet op zon- en feestdagen.

Een dag na de crematie dichtte Driek van Wissen:

STIP R.I.P

Wij namen gister afscheid van Kees Stip,
Een dichter die wij allemaal berouwen,
Al was er slechts een handjevol getrouwen
En verder dus geen hond en ook geen kip.

Maar lees de poëzie van Trijntje Fop,
Dan staan de dieren uit de dood weer op.9


Wat gebeurde er na de dood van Kees Stip? Postuum werden door Uitgeverij Liverse drie rijmprenten uitgegeven: ‘Drie levens van missionaris Brekebeen’ (met tekeningen van Nico Visscher) en het eerste deel van zijn verzameld werk ‘Verzamelstip I’. Ook verschenen er bij Liverse twee ‘verscheurkalenders’.10 Het werk van Kees Stip bleef en blijft in bloemlezingen verschijnen. Zijn geboortestad Veenendaal huldigde Kees Stip postuum door een plein het Kees Stipplein te noemen, nadat nog tijdens zijn leven in 2001 zijn geboortehuis in Veenendaal al van een plaquette was voorzien.

Kees Stip zelf had enige jaren eerder al een grafschrift voor zichzelf geschreven in limerickvorm:

Schrijf zachtjes met krijt op mijn zerk:
zijn zwakheden waren te sterk
om niet te vermelden.
Een haas tussen helden,
een ketter in iedere kerk.

Het wordt hoog tijd dat dit grafschrift er komt. Maar mocht dit niet te realiseren zijn, dan moet ten minste toch ergens in een Nederlandse concertzaal een bord opgehangen worden met deze vermanende woorden van de grootmeester van het light verse en de kleinmeester van het serieuze vers:

‘Muziek is hinderlijk voor hoesters.’


Patty Scholten


Noten:

1 Deze tekst is uitvergroot opgehangen in het Letterkundig Museum tijdens de tentoonstelling in 1999 Vier lichte letterheren (Kees Stip, Kees van Kooten, Godfried Bomans en Simon Carmiggelt).

2 Alle geciteerde Trijntje Fops zijn uit:
Lachen in een leeuw verzamelde gedichten Bert Bakker 1993

3 Uit: Kees Stip – geen punt
Bert Bakker 1998

4 Parodie à la Speenhoff uit:
Vijf variaties op een misverstand
Boucher 1951

5 C.J. Aarts/Wim Sanders, via email

617-11-1959, Brieven 1931-1962, blz. 341

7 Battus, Opperlandse taal- & letterkunde

8 Au! De rozen bloeien; sonnetten van bedreigd geluk. Uitgeverij Bert Bakker 1983

9 De voorgedragen gedichten en dit posthume gedicht zijn gebundeld in de bibliofiele uitgave STIP R.I.P door De Uitvreter te Zoeterswoude-Dorp.

10 Alle citaten uit het werk van Kees Stip zijn overgenomen met toestemming van Henk Verweerd van Uitgeverij Liverse. Diverse anekdotes zijn overgenomen van de website over Kees Stip door Mats Beek.

Dit artikel over Kees Stip schreef ik voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 2006-2007. Het heet daar een Levensbericht, maar het is dus eigenlijk een In Memoriam.

De foto van Kees Stip met de leeuwenwelp is ooit gemaakt in Ouwehand. Niet voor niets heet Kees' verzameld dichtwerk: Humor is lachen in een leeuw.







View My Stats

Posted by Picasa

donderdag, juli 17, 2008

Octopus IV



Hij is niet arm met achthandig vergrijp.
Vierhonderdachtenveertig combinaties
van grepen kan hij maken , maar pragmatisch
maakt hij er slechts zo’n vijftig, koning Knijp.

Dit is een ding dat ik niet goed begrijp.
Heeft hij één arm voor betere prestaties
of lievelingstentakels in gradaties?
Knijp zwijgt en danst zijn natte horlepijp.

In Yorkshire test men twintig octopussen.
Ze krijgen speelgoed, puzzels, glazen bussen.
Wie weet toont straks het weekdier zijn gezicht:

met acht tentakels vindt hij nondeju dus
pijlsnel de oplossing van Rubik’s kubus
en schrijft met eigen inkt een zeegedicht.








View My Stats

dinsdag, juli 01, 2008

Cavia's



Vierhonderd cavia’s met bolle wangen,
vermagerd en vervlooid. Bij ’n oude vrouw
zat de vervuilde kudde. ’t Kostte gauw
twee dagen om de piepbeestjes te vangen

en velen stierven in de vangerstangen.
Toch was het voor het reddingsteam, naast rouw,
ook vreugde. Cavia’s zijn plichtsgetrouw:
van twintig baby’s klonken kiemgezangen.

Men noemt marmotten wel Guinese biggen.
De oude vrouw werden ze afgenomen
terwijl er wel vierhonderd biggen liggen

in stallen zonder daglicht, zonder stro,
terwijl ze van een ander leven dromen.
Vertroeteld door een oude vrouw of zo.









View My Stats

woensdag, juni 25, 2008

Noem mij dier



Wat doen al die gedichten over dieren en mensen hier? Het antwoord ligt voor de hand. Mijn komende bundel Noem mij dier zal gaan over de (vaak schurende) relatie tussen mens en dier. Van Accoustic Kitty (een cyborg kat die door de CIA was omgebouwd voor spionnage doeleinden) tot de olifanten van Hannibal. De bundel zal eind februari 2009 verschijnen, vlak voor de boekenweek die als thema 'Het dier in de literatuur' heeft. Oorspronkelijk zou de verschijningsdatum 4 oktober (dierendag) 2008 zijn, ik heb nu nog even tijdom door te dichten aan een mooie (hoop ik) en omvangrijker bundel.








View My Stats
Posted by Picasa

De jachthond



Zoals mijn baas jaagt, kan ik het nog niet.
Eenden als stipjes haalt hij naar beneden.
Mijn neus is beter dan de zijne, reden
dat ik ze opspoor, plonzend door het riet.

Een jager, zeg ik, is een hypocriet.
"Een overpopulatie wordt vermeden.
De zwaksten zouden toch zijn overleden."
Sportief is het pas, als het dier terug schiet.

Het baasje schiet een gans. Hij is zo knap en
haalt mij uit de pick-up om hem te zoeken,
terwijl ik ongeduldig sta te trappen.

Ik raak die lange stok aan met mijn poot...
Er klinkt een harde knal, gesmoorde vloek en
in Texas schoot een hond een jager dood.


* http://www.nu.nl/news/1383538/122/Hond_schiet_jager_dood.html





View My Stats

dinsdag, juni 24, 2008

De valkenier


De roofvogel is heerser van het zwerk.
Een ridder zoekt die macht, legt hem aan banden,
leert hem te stranden op geleerde handen,
Hoge Doorluchtigheid voor hem aan 't werk.

Het kapje op zijn kop stelt paal en perk
aan dag en nacht, vrij zwieren, stijgen, landen.
Hij slaat een duif, een vink. Zijn offeranden
legt hij in 's meesters schoot als in een kerk.

Ook nu nog worden roofvogels getraind
voor vogelshows, of op een vliegveld huiver
te zaaien onder merel, meeuw en eend.

Opdat, zonder een ongeluk te krijgen,
de grootste vogel (Condor, Hawker, Uiver)
dankzij hem veilig landen kan en stijgen.









View My Stats

zaterdag, juni 21, 2008

De postduif


Hij is geen albatros, niet toegerust
om over wereldzeeën heen te vliegen.
Hij wil slechts naar de til, zijn duivin wiegen
en koeren in haar oortjes, vol van lust.

William of Orange vloog van kust tot kust,
Om aan het Britse leger door te brieven
(de radio’s verstuurden geen missiven):
we reached the bridge at Arnhem. Germans crushed.

Het kokertje woog licht, de reis was zwaar.
De Britten, met een genereus gebaar
beloonden William met ‘t Victoria Cross.

Te laat, te laat. De Duitsers keerden weer en
men had hem vooraf moeten decoreren
met wijde vleugels van een albatros.








View My Stats

woensdag, juni 04, 2008

Keiko


Keiko

Zijn rugvin was geatrofieerd, zijn huid
door chloorwater bedekt met zure zweren.
Zestien jaar salto’s maken en jongleren,
't publiek begroeten met zijn blij gefluit.

Hij speelde in ‘Free Willy’. Naar verluidt
gingen toen filmbezoekers collecteren
opdat hij weer naar zee terug kon keren.
In IJsland zette men de orka uit.

Hij zwom naar Noorwegen. Hij miste mensen
en in de Skaalvikfjord vond hij ze terug:
de jeugd, die hij liet rijden op zijn rug.

Door wilde orka’s werd hij steeds gemeden,
want hij zong onherkenbare sequensen.
Na één jaar ‘vrijheid’ is hij overleden.









View My Stats

dinsdag, mei 27, 2008

Karavanserai


Een dichtbundel die me verbaasd en verrukt: Karavanserai van Martijn Benders. Beelden en metaforen die me stil maken (deels uit jaloezie), verbazen, soms hardop in de lach doen schieten. En dit is nog maar zijn debuut, niet te geloven. Tja, ik ben geen recensent, lees liever dit gedicht:
de doden

De doden zijn nooit uit ons voortgekomen.
Wanneer wij slapen vervallen zij
in oude gewoontes. Ze tellen oud geld
onder het bed, kammen hun verzonnen haren
recht of zetten vuilniszakken buiten. Alles met

onwisbare routine. Wij die hun
vage herinneringen zijn liggen recht
in bed, gesokkeld als kaarsen met
een dromerig vuur in het hoofd
dat hen aan thuis doet denken.

Wanneer hun schimmige gedachtes,
die klein zijn maar niets ontzien,
even van twijfel haperen
steken ze hun rafelige handen
onze dromen binnen

om zich te warmen, misschien,
of ergens nog iets te geloven,

om dit enig licht dat zij nog kennen
te doven tot alles donker is en de slaap
zich met open gordijnen aandient.

Karavanserai – Martijn Benders
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
Paperback € 16,50
80 blz.
ISBN 978 90 468 0363 9






View My Stats

vrijdag, mei 16, 2008

Acoustic Kitty

Acoustic Kitty

’t Heet Koude Oorlog en Amerika
is bezig Rusland te bespioneren.
De CIA gaat katten opereren
en volstoppen met elektronica.

‘Acoustic Kitty’ bleef een kat, bijna.
Een vogel zou ze stoïcijns negeren.
Haar staart kon ook als luistermast fungeren,
ze zong niet meer haar krolse aria.

De cyborgpoes was klaar en mocht op pad
in Washington, om er haar werk te doen
rond een gebouw waar je veel Russen had.

Daar kwam ze als verklikster aangetreden
en werd na vijf jaar werk, twintig miljoen
voortvarend door een taxi platgereden.




View My Stats

donderdag, mei 08, 2008

Militaire dolfijnen


Dolfijnen zijn mensvriendelijk. Er zijn
berichten dat ze drenkelingen redden
en teder met hun neus het strand op bedden.
Wij gaan iets ruwer om met de dolfijn.

De flipper sonart vis, maar ook een mijn.
Hij leert om onderzeese mijnenvelden
al fluitend aan een adelborst te melden,
een liedje met een dodelijk refrein.

Ze dragen vestjes, waar een pijl in past
en schieten die in een spionnenbast.
Zo worden terroristen afgeweerd.

Katrina spoelde ze uit hun bassin.
Blij fluitend zwommen ze de vrijheid in
en schieten soms op duikers – als geleerd.








View My Stats

vrijdag, april 18, 2008

Animal Olympics


Chinese Animal Olympics

De olifant toortst in zijn slurf de vlam,
startsein in China voor ‘t Olympisch feest en
driehonderd willoos gedresseerde beesten
vechten of koorddansen ad nauseam.

Hier worden beren, apen offerlam.
Een renbaan waarover een aapje racet en
een beer bokst. Bij die vreemde beestenqueesten
zwaait het publiek het ringenmonogram.

In ’t Colosseum liet men leeuwen vechten
met bange christenen, want de Romein
was niet zo tuk op dier- en mensenrechten.

Een kampioenschap dat echt nieuw zou wezen
bij Animal Olympics: laat vilein
een lama vérspugen naar de Chinezen.








View My Stats

dinsdag, april 15, 2008

De baars


Op een gebouw in Monnickendam komt binnenkort dit gedicht van me te staan als muurschildering:
De baars
Hij schuift zijn snuit uit, zet een bochel op en is
de pionier van veensloten. Hij vlecht zijn eitjes
- tweehonderdduizend stuks - tot kantklos rijtjes.
In roomsaus smaakt hij goed, de fraaie waaiervis.











View My Stats

zaterdag, april 05, 2008

Katten op Bali



De oude dame legt met een devoot gebaar
- tot vreugde van de Balinese kat -
wat wierook, mandjes van bananenblad
gevuld met rijst neer op het huisaltaar.

Dan buigt ze, handpalmen tegen elkaar
en loopt met schuifelpasjes weg, zodat
de kat fluweelzacht sluipt op dievenpad.
Een heilig dier ontaardt tot bedelaar.

Het offer, voor de goden aangedragen,
mag nooit opnieuw worden gebruikt
en moet vergaan, desnoods in kattenmagen.

De kat springt lenig op de offerpaal
en sloopt de mandjes. Dan, besmuikt
eet hij zijn vegetarisch godenmaal.






View My Stats

maandag, maart 10, 2008

Dierenliefde


Hoe erg is het met onze dierenliefde?
De das houdt tegen nieuwbouw zijn poot stijf en
de zeggekorfslak mag in Swalmen blijven:
geen snelweg die er zijn terrein doorkliefde.

We noemden dieren zoals ons het bliefde:
Free Willy, King Kong, Knoet (Knut moet je schrijven).
Maar op zijn pool zie je geen schots meer drijven.
Bokito kent men. Hoe heet zijn geliefde…?

We huilen om geruimde biggen bij
het nieuws, een bord op schoot met balkenbrij.
Ons maal geen zand en steen, maar plant en dier.

De dierenliefde slaat snel om in stugheid
zodra een hamerhaai of vlo ons terug bijt.
Toch zullen we het samen moeten rooien hier.








View My Stats

maandag, maart 03, 2008

St. Elisabethsvloed



Een woord dat me ontroert, is niet verwijlen
noch doorgemost of tweezang, wolkenpracht:
van het woord dijkbewaking word ik zacht.
Het liefst in combinatie met Delfzijl en

ik stel me sterke mannen voor met bijlen,
oud, maar niet té, een soort getaande kracht.
Slaap maar gerust, zij houden guur de wacht.
Geen nood, ze hebben zandzakken en dweilen.

Ooit, bij zo’n watersnood, zag men een kat
die, zittend op een wieg, het wurm behoedde
voor omslaan en verdrinking in het nat.

Het kindje werd gered: een happy end.
Het heet nu Kinderdijk, waar ‘t water woedde.
Hoe het de kat verging, is niet bekend.








View My Stats

dinsdag, februari 26, 2008

De hommels


In bontjas hommelen ze uit hun woning,
gegraven in de gure wintergrond
en brommend tollen ze zondronken rond,
op naar de eerste bloemen, eerste honing.

Het is weer hommelles: zoek als beloning
de nectar, zoetvoer voor de hommelmond,
terwijl het stuifmeel plakt aan kop en kont,
de wollen koning siert met gouden kroning.

In Londen werden hommels uit het lab,
die bloemen nog niet kenden, losgelaten
op schilderijen, voor de wetenschap.

Ze vlogen niet naar Caulfield, Pyke Koch,
zelf niet Gauguin. De hommels zaten
massaal op zonnebloemen van Van Gogh.






View My Stats

dinsdag, februari 05, 2008

De zachte reus


Een bultrugwijfje in een visgebied,
verstrikt in kreeftenfuiken, moegestreden.
Driehonderd kilo trekt haar naar beneden.
Ze ademt moeizaam, piepend van verdriet.

Een reddingsteam van duikers aarzelt niet.
Met messen wordt haar ballast weggesneden.
Eén staartklap en het team is overleden,
maar ze wacht stil, terwijl ze hen bespiedt.

Moskito pakt zijn kromme mes en snijdt
het touw door in haar bek. Een peinzend oog
kijkt hem strak aan en geeft hem kippenvel.

Na uren is ze eindelijk bevrijd,
zwemt om haar redders in een blije boog,
stoot zacht Moskito aan als dankjewel.









View My Stats

donderdag, januari 31, 2008

Vooruit met de geit



In Soedan is de geit een koningin.
Barnstenen blik, de uiers als een schijf
vol melk voor de noodzakelijke vijf.
Het staartje wordt gespiegeld aan de kin.

Alifi had zo’n geit.’s Nachts niettemin,
trof hij zijn buurman Tombe naakt en stijf
gedrukt tegen het geitenonderlijf.
De dorpsoudsten hielden een Sanhedrin.

Een vonnis werd na rijp beraad voltrokken:
“Hij heeft Alifi’s geit als vrouw gebruikt,
nu moet hij vijftig dollar bruidsschat dokken.”

Zo trouwde Tombe met zijn wufte dame.
Hoewel ze mekkert en wat onfris ruikt
zijn ze – in huis of stal – gelukkig samen.



*Bericht uit Juba, de hoofdstad van Zuid Soedan. Op 3 Juli 2006.








View My Stats

donderdag, januari 17, 2008

Gedichtendag 2008

Weinig dingen zijn triester dan een dichter, die op Landelijke Gedichtendag thuis zit duimen te draaien, omdat hij nergens is uitgenodigd.
Gelukkig ben ik op gedichtendag 31 januari 2008 onder de pannen in Het Huis van de Poëzie in het Geldmuseum in Utrecht. Het Huis van de Poëzie is metaforisch, er zijn allerlei kamers die dichters bevatten. Zo zit ik in de Stijlkamer samen met Jean Pierre Rawie en Lévi Weemoedt en we treden om beurten op van 20.000 tot 22.00 uur.
Andere optredende dichters zijn o.a. Maarten Doorman, Luuk Gruez, Gijs ter Haar, Esther Jansma, Tonnus Oosterhoff, Ester Naomi Perquin, Ilja Leonard Pfeijffer, Alfred Schaffer, Simon Vinkenoog en Nachoem Wijnberg. En op het poëtisch spreekuur ga ik, afgewisseld met andere dichters, gedichten van bezoekers (proberen te) repareren.




View My Stats

zaterdag, januari 12, 2008

Boksende kangoeroe



Het skippybalbeest bokst al van nature.
De softenonvoorpoten zijn geen fokfout,
maar sterk genoeg voor uppercut en knock-out
of minstens een blessure van allure.

Voor ’t vrouwtje is de match slechts ouverture.
Straks zal de bokser die het langste doordouwt
degene zijn die teder op haar oor kauwt.
Ze wacht haar lot trots af als een walkure.

Ooit bleef zo’n wijfje triest onaangeroerd.
Haar minnaar maakte elders carrière
als kickbokser, nadat hij was ontvoerd:

‘Nouveau spectacle aux Folies-Bergère:
le kangourou-boxeur.’ Het beest bonjourt
zijn opponent de ring uit vol colère.










View My Stats