woensdag, juni 27, 2007
Second life op Bali
De honden zijn van niemand. Langs het strand
Zoeken ze voedsel, vrijen, blaffen, dreigen.
En als ze van het paren honger krijgen
gaan ze uit eten in een restaurant.
Ik deel mijn eten met zo’n zwerver, want
hij ligt zo hongerig naar spek te hijgen.
De worstjes maakt hij zich snel eigen,
niet etend uit mijn hand, maar uit het zand.
De dienster kijkt afkeurend toe, maar zwijgt.
Voor Hindoes is hij de reïncarnatie
van een slecht mens, die een herkansing krijgt
Ik voer het blafbeest kruimels van mijn bord en
besef: zo vraag ik zelf om dispensatie.
Ik doe dit om geen hond te hoeven worden.
maandag, mei 28, 2007
De dobbepaarden

Tweehonderd griene hynders, onbereden,
hun achterwerk naar ’t water toegewend,
(zo fantaseer je dat je elders bent),
staan schuw bijeen, hun hoofden naar beneden.
Al twintig paarden waren overleden,
toen ze door amazones competent
door zee naar ‘t vasteland werden gemend.
En niemand hield het droog in dorp en steden.
Ons land te nat, te laag, te vol, te klein.
We dromen dat we ergens anders zijn,
geen dicht opeengepakte, bange dieren.
Wie komen ons bij watersnood bevrijden
en zelfverzekerd door het wad aanrijden?
De IJslanders, Ardenners, Arabieren?
vrijdag, mei 25, 2007
Bokito

Bokito mooie aap, Bokito zoet.
Een bundel ongetemde oerwoudkracht.
En toch, je bruine ogen staan zo zacht.
Wat deed je fout met die Lombroso snoet?
Ik druk mijn hand tegen de ruit. Jij doet
hetzelfde aan de binnenkant en lacht,
de zilverrug die altijd op me wacht.
Mensaap en aapmens zijn van eender bloed.
Ze staat er weer, het witte kale wijfje.
Al is mijn harem groot, ze mag erbij.
Kom bij je alfaman, hier hoor en blijf je.
Ons nageslacht zal buitelen en stralen.
Ik trek mijn groetgezicht: Kom nu bij mij.
Ik spring mijn reuzensprong. Ik ga haar halen.*
* De bezoekster had een verbrijzelde hand, een gebroken pols en onderarm en talloze bijtwonden.
donderdag, mei 24, 2007
Lenny de Blenny

Ik ben geen slijmbal maar een blenny.

De dame met de sik, dat ben ik. Het is een namelijk een tast-graaf-zoek sik. Ik kronkel ermee over het zand als een soort voelsprieten. Zo zoek ik krabbetjes, wormen en garnalen die zich in het zand verstopt hebben. Als ik zo’n lekker beestje vind, ga ik het met mijn sik opgraven. Ik zwem meestal in een school met andere barbelen en mijn schoolvrienden helpen me graven. Dat gaat makkelijker met zijn allen. Als we het krabbetje of de worm gevonden hebben, moeten we het wel delen, daar ben je ten slotte vrienden voor.
Weet je wat gemeen is? Soms komt er een vreemde vis in onze school mee zwemmen en probeert een garnaaltje dat we uitgraven, af te pikken.
We zijn barbelen, van die gele.
We zullen altijd alles delen.
Kinderboeken
Pa heeft zijn veren ingevet
en roeit flink met zijn vlerken. Jeetje,
hij krijgt een vaart als een raket.
Een pinguïn is zijn eigen sleetje.

Deze week verschijnen twee kinderboeken van mij (tekst) en Dos en Bertie Winkel (fotografie) bij Nilsson & Lamm. In Knuffie op pad wordt over de omzwervingen van een jonge keizerspinguïn op de zuidpool verteld in versjes (vijfvoetige kwatrijnen met veel dubbelrijm). Dos en Bertie Winkel zijn natuurfotografen met veel boeken en prijzen en internationale exposties op hun naam. Het viel niet mee om bij de unieke, maar statische foto's een verhaal te schrijven, maar ik ben nogal tevreden over het resultaat. Ook biologisch gezien klopt het boekje helemaal. Knuffie wordt in een crèche gestald als zijn ouders uit vissen gaan (inderdaad past dan een vreemde moeder of vader op de kuikens), loopt weg. maakt allerlei avonturen mee, ontmoet mensen en andere pinguinsoorten. En komt tenslotte weer veilig bij zijn ouders terug.
woensdag, mei 02, 2007
woensdag, maart 14, 2007
Optreden Arnhems 'boekenbal
Op 12 maart was het Arnhemse Boekenbal, dat geen boekenbal mag heten van de CBP en daarom omgedoopt is tot zoiets sufs als 'Literatuur aan de Rijn.' Ik was daar samen met mijn stripcollega Mars Gremmen die op het podium karikaturen van de optredende dichters en schrijvers tekende. Tijdens mijn voordracht (humoristische dierengedichten was het verzoek) tekende hij mij én de dieren waarover ik las. In vijf minuten tijd. Van links naar rondom mij rechts: de dominomus, de leeuw, de koe en verliefde olifanten.
zondag, februari 25, 2007
Recensie Looiedetten op Meander
Niets zachter dan een mens, die optelsom van brekelijke botten…
door Yvonne Broekmans
Looiedetten is de nieuwste dichtbundel van Patty Scholten. Light verse van het goede soort en dus altijd een feestje. Net als in haar vorige bundel Bizonvoeten neemt zij haar lezers mee op reis. Daarbij verandert zij van werelddeel: Amerika wordt Afrika, het ideale werelddeel voor iemand die zo verslingerd is aan dieren en ze zo weergaloos kan portretteren, zou je denken. Het eerste deel heet Kampeerreis door Kenia en Tanzania, en hoe ideaal zo'n reis voor de inspiratie ook mag zijn, de praktische kanten ervan vragen toch om een behoorlijk aanpassingsvermogen. Dat wordt meteen al duidelijk in het eerste gedicht 'De safaritruck', dat eindigt met de regels: 'De dames hurken knus onder de assen/ als we tussen de leeuwen moeten plassen'. Tijdens het verdere verloop van de reis worden alleszins begrijpelijke reacties van de reisgenoten beschreven: de vrouwen gillen of huiveren en de deuren gaan op slot - ook al gaat het om een spinnetje of zijn de leeuwen te verjagen met een belachelijk stokje. De onderlinge verhoudingen binnen de groep, de amoureuze safarikok en een enkele stad die aangedaan wordt, leveren onderwerpen voor de gedichten. Maar zoals verwacht, beheersen de Afrikaanse dieren het leeuwendeel van deze afdeling. Gelukkig maar, want daar vind je juweeltjes, zoals deze beschrijving:
Het kameleon
Reptiel als blauwdruk van een klusjesman.
Een lange, roze rolmaat in zijn bek,
helm op zijn kop, gepantserd spijkerjack,
vier rechterhandjes kunnen er wat van.
Of is het beest een goochelact van plan?
Zijn kleur wisselen in kort bestek,
die kogellagers draaien zeer hightech:
de kleine leermeester van Hans Kazan.
Ik struin door Keniaanse bosjes,
want daar leven deze saurusminiaturen.
Ik pak er een en zet hem op mijn hand.
Terwijl zijn teentjes om mijn vingers sperren
zie ik zijn looiedetten naar mij gluren.
De Afrikaanse nacht is vol met sterren.
Deel twee van deze bundel draagt de titel Gesnorkel en levert een verrassende, nieuwe serie portretten, namelijk die van de waterdieren. Zelfs de onooglijksten komen vol tot leven door de scherpe observatie en de humoristische manier waarop Patty Scholten ze beschrijft en als spiegel laat fungeren.
De zeenaald
Neptunus naaide met die naald zijn knopen.
Geel-zwartgestreept, de staart een rode vlag,
zijn snuit is een trompetje. Op een dag
gaan poorten van Atlantis voor hem open.
Een rijtje eitjes, ogen van cyclopen,
versiert zijn buik. Hij is van 't zelfde slag
als zeepaarden, doet niet aan rolgedrag:
pa hoedt het kroost tot het is uitgekropen.
In 't vissenhuis draai ik me om en zie
- zij in een rolstoel, hij hurkt bij haar knie -
een vader die zijn kind te drinken geeft.
Zij lacht naar hem, haar mondje wit van melk.
De vis en vader vloeien samen, elk
vervuld van zorg om wie hem nodig heeft.
In het derde deel Afscheid zijn we weer in Nederland en nu worden meer mensen geportretteerd dan dieren. Wat hetzelfde blijft is de sonnetvorm, de heldere manier van kijken en de rake typeringen. In dit deel is de humor is nog milder van toon wanneer Patty Scholten met veel inlevingsvermogen de wereld schetst van verzorgingstehuizen, geestelijke en lichamelijke aftakeling. Ontroerend, maar tegelijkertijd heerlijk ontnuchterend, zoals het begin van het sonnet 'Klassieke muziek': 'Het heet misplaatst de recreatiezaal:/ bejaarden recreëren elke dag'.
Ook de gedichten over ouderdom zou je reisgedichten kunnen noemen. Ze zijn geschreven toen Patty Scholten negen maanden huisdichter was van de zorginstelling Heerewegen in Zeist. Het is geen ander werelddeel waar je terechtkomt, maar wel een totaal andere wereld. En zoals het Patty Scholten lukt om je de hitte van Afrika en het koele water te laten voelen, brengt ze ook plaatsen dichterbij - in letterlijke zin zijn ze niet zo ver van ons verwijderd, zoals de winkel in het verzorgingstehuis - en maakt ze tastbaar.
Patty Scholten - Looiedetten Uitgeverij Atlas, Amsterdam; 2006, 60 blz; € 15,-ISBN 10: 9045012499
ISBN 13: 978 90 450 1249 0
Yvonne Broekmans
vrijdag, februari 02, 2007
Prinses Patty en de kikkers

Vooruit, toch maar een stripje van mijn hand. Ik wilde eigenlijk de strips en gedichten gescheiden houden, maar dit is een strip op rijm, gemaakt voor het boek 'Sprookjes in strookjes' van uitgeverij Senoeni. Tekenaars zijn Pieter Hogenbirck en de 3D artist Metin Sevensheaven.
Dit is dus écht light verse. In tegenstelling tot veel H.H. critici vind ik mijn gewone gedichten géén light verses (ze barsten van de metaforen, verschuivingen, overdekkingen enz.,dat doen andere light verse gedichten niet (al eens opgevallen, critici?). Soms zijn ze zelfs ernstig...
Schetsen

http://stripsingelderland.blogspot.com/2007/01/even-voorstellen-patty-klein.html
(de strips schrijf ik onder Patty Klein, zoals de ingewijden wel weten).
donderdag, januari 25, 2007
Zwemmen of roeien
Echte karetschildpad
Kampioen kuilengraver. Daarna gaat
hij door als pingpongballenautomaat
en sleept zich wenend terug naar zee, Dik Trom.
Stom dat hij toen een vissersnet in zwom.
Men bracht hem naar het schildpad reservaat*
waar lacherig publiek hem gadeslaat,
die schoolslagzwemmer met een zwemvest om.
Verlegen toont hij me zijn stugge rug.
Ik kan hem vrijkopen voor eurocenten,
dan mag hij naar de Bali Zee terug.
Zo kan ik hem en mij tevreden stemmen.
Een schildpad is niet altijd traag. Hij rent en
bereikt de zee. Dan zwemmen zwemmen zwemmen.
* http://www.reefseen.com/reefseenturtlehatchery.htm
dinsdag, januari 09, 2007
Het elektrische rif - Pemuteran
De vissers hadden trek en dynamiet.
Er kwamen vissen doodstil bovendrijven
met zilveren, gescheurde zwemblaaslijven.
Een massagraf zoals je zelden ziet.
Onder het blauw lag één groot rampgebied:
het plaatkoraal gecrashte harde schijven,
geen poetsgarnaal zou nog in leven blijven.
Een duizendjarig rijk ging boem failliet.
Op de ruïnes bouwde men structuren:
Zigzag en Manta, Vlinder, bloemfiguren,
brokjes koraal erop, zwakstroom erdoor en
de bloem liegt een Pinoccio gewei,
de manta spitst koralen bloemkooloren.
Er zwemmen jonge vissen naderbij.
zondag, januari 07, 2007
zaterdag, januari 06, 2007
snorkelen op Bali
Toch gebeurt hier van alles, zowel boven als onder water. Het rif is er door visserij met dynamiet en cyanide, grotendeeels verwoest (slechts 6% van de Indonesische riffen is nog gezond) en daarom is men er in zee een kunstrif aan het bouwen. Structuren van bamboe en ijzer zijn afgezonken, men bindt er stukjes levend koraal op, leidt er enkele volts zwakstroom door en het koraal groei 4 à 5 keer zo snel als daarvoor. Hier valt er meer over te lezen:
http://www.globalcoral.org/Pemuteran%20Artificial%20Reef%20Project.htm
Op veel andere plaatsen in o.a. de USA, Panama, Thailand is men ook 'electrische riffen' gaan bouwen, het project heeft al veel internationale prijzen gewonnen.
Het kunstrif voor mijn hotel Taman Sari Cottages is pas in 2001 geïnstalleerd en hoe het er eind 2006 uitziet, zie je op de bovenste foto's. Een gedicht erover volgt.
zondag, december 17, 2006
dinsdag, december 05, 2006
Circus


Circus
De herfst druipt van de bomen op het plein.
Vier tijgers brullen rauw door Oosterbeek en
klagen over hun lot, hier neergestreken
en onderdeel van volksvermaak te zijn.
Het was nooit anders. Al sinds de Romein,
waar christenen tot leeuwenvoer bezweken,
terwijl de pangelovigen toekeken.
Dit circus reikt van leeuwgroot tot poesklein.
Nicolaï Ivatchenko leidt zes katten
(zelf speelt hij voor gelaarsde kat; een dwerg)
het slappe koord op en langs smalle latten.
Dit leven is ze op het lijf geschreven.
Zelfs hoepelspringen vinden ze niet erg.
Hun beste act is spinnend kopjes geven.
maandag, december 04, 2006
maandag, november 27, 2006
Midas Dekkers schreef voor Vroege Vogels een column over de Dominomus, waarin hij mijn gedicht over de dominomus hier citeert:
http://vroegevogels.vara.nl/portal?_scr=radio_detail&id=218694
(kijk bij 9.00 tot 10.00 uur)
zaterdag, november 25, 2006
Recensie Mario Molegraaf
Een mooie en intelligente recensie over Looiedetten van Mario Molegraaf op 22 november. in de Zeeuwse kranten. "Tegen de regels van de poëzieheren' luidt de titel en als dat nieuwsgierigheid wekt, is de recensie verder hier te lezen:
http://img73.imageshack.us/img73/9453/looiedettenmolegraafjpgjl5.jpg
James Brockway 2

Deze foto hoort bij het eerste artikel over James Brockway, maar het lukte me niet om de foto bij dat stuk te krijgen. Wat heeft James een vreemde das om..! En wat een pretoogjes. En aan de tea uiteraard, met schijfjes citroen.
Hier nog een obituary over James Brockway, die 15 december 2000 overleed:
James BrockwayAs a poet and translator, he brought Dutch verse to English audiences and English novels to the Dutch
David Perman
Tuesday January 2, 2001The Guardian
The poet James Brockway, who has died aged 84, submerged his talent under translations of English novels into Dutch and Dutch poetry into English. It was with a rueful pride that he recounted how a bibliographer traced more than 700 placings of his translations of Dutch poetry in English-language magazines.
The latest of these, which gave him a boost of pleasure in his final weeks, was in the Hudson Review, of his translation of Wolves, by Patty Scholten. She was a recent interest of Jim's, and he enjoyed conveying into English her alliterative sonnets about pumas, baboons and other creatures, the results of a life-long association with Amsterdam Zoo. Just a few weeks before his death he received the fruits of his labours, Patty Scholten's Elephants In Love And Other Poems, in a fine edition by Alan Ross of the London Magazine.
Jim was the youngest son of a Birmingham industrialist. In 1935, he took a civil service job in London, and, in 1940, joined the Royal Air Force, travelling to Egypt, India and the Far East, and ending up as a flight lieutenant.
The major change in his life came in 1946, when he left homophobic Britain for Holland, where he had friends and could "live life my way at last". A long companionship with a man 20 years his senior gave Jim the stability he needed to write and to begin translating.
Dutch versions of the novels of Alan Sillitoe, Muriel Spark and Iris Murdoch appeared, as well as critical essays on trends in English writing. Meanwhile, he put together his first collection of his own poems, No Summer Song (1949).
But it was translations from his adopted to his native tongue that brought him the recognition he desired. His translations of Rutger Kopland appeared in the early 1980s in Stand magazine, and then as a selection of 10 poems in The Prospect And The River. That was followed by 57 translations of Kopland's poetry in A World Beyond Myself (1991) and Singers Behind Glass (1995), was a selection of eight modern Dutch poets.
In Holland, there were publicatons of Jim's translations from the poet Maria Vasalis and the male Frisian poet, Tsjebbe Hettinga. For his achievements in promoting Dutch literature abroad, in 1966 he received the prestigious Martinus Nijhoff Prize and in 1997 - "to my genuine surprise" - a Netherlands knighthood. In 1990, he took up English poetry again.
It was during the preparation of his collection, A Way Of Getting Through (1995), that I first met "Sir Jim". He was a small, slight, charming man, always wondering how it might have been had he lived on in England after 1946. When he learned that I lived in the Hertfordshire town of Ware, he asked if I thought he could live there. Later, I learned of similar conversations with friends from Devon and Oxfordshire.
Yet he was happy in his apartment in one of the quiet northern suburbs of the Hague, cared for by a small circle of close friends, Dutch, English and Australian. His partner Bram predeceased him, 13 years ago.
It was in the Hague that I saw him last, on a cold, slightly damp day in November, when I took him copies of his latest Rockingham collection, The Brightness In Between. He was pleased that a book of his own poems had been praised by Rutger Kopland. But our conversation, like many of his final poems, like The Brightness In Between, turned mainly on the past: "We are not the single selves we think we are./Nor have we ever been those shadows/moving among shades in other people's minds./We lack all true identity./Yet how we loved each other, you and I,/who lacked all true identity./Come from dust and on our slow way back/to dust, but ah, the brightness in between."
• Tim Heath writes: James Brockway's vocation as a poet grew out of his love for the Netherlands; in the words of a title to one of his poems: "God made the World but the Dutch made Holland". But it was by luck that he received an invitation from friends to their family home in the Hague. In this "magical" house, he set to work on a literary career in a land that had been turned into a German prison camp and whose people longed to break out into the world of culture.
Brockway enjoyed the sport of placing his translations into England's "little" magazines for 50 years; there was little money, and frequent rejections, yet each success was akin to a sexual conquest.
His own early writing had been the target of wartime bombing, but the editor of the Adelphi, John Middleton Murray, asked to see some of his poems. Brockway's work soon appeared in the Poetry Review under Muriel Spark's editorship and in the London Magazine, under John Lehmann and later Alan Ross.
Yet after No Summer Song's publication in 1949, there was to be a gap of 46 years before his second collection. "An entry for the Guiness Book Of Records," he would quip, yet this silence curiously marked out the period of the great love in his life while the translation work continued to flow.
In Hans Lodeizen, Maria Vasalis (a pseudonym for Margaretha Droogleever Fortuyn) and Rutger Kopland, Brockway was responsible for translating three great Dutch poets. With Lodeizen, he learnt an important lesson - to know when a poem is beyond translation. With Vasalis, the process of translation revealed a grammar of love. A full stop inserted in the middle of a sentence can transform a poem and begin a friendship. Translation requires an unusual intelligence, and Brockway met his equal in the spirit of this beautiful and underpublished woman.
Kopland, a professor of psychiatry, reawakened Brockway's voice. Late night telephone calls, struggling together in his garden at the end of a busy week, they advanced line by line as Kopland focused his scientific curiosity on the minute processes of creation. In contrast, Brockway grew less explicit in his own writing, making the reader work harder, and in 1995 his second book of poetry was published: A Way Of Getting Through.
Brockway once wrote: "Discontent leans on the air with giant hands." Yet he himself was a man of disciplined joy - "there was a duty to be happy". He was not a poet of universal themes, but found truth in the particular, moments of psychological insight best caught in poetry. He took pleasure in beautiful things: in paper, type and handmade books. And artists.
• James Brockway, poet, translator and critic, born October 21 1916; died December 15 2000.